2 Kings 1:8

14) man met een harig [kleed],

Hebreeuws, een man heer des haars; dat is, een man, die veel van haar aanhad. Zie van zulk een manier van spreken Gen. 14:13, en versta dit van des profeten opperste kleed van haar gemaakt. Hetwelk men houdt geweest te zijn de mantel, waarvan gesproken is 1 Kon. 19:19. Zie de aantekening, en vergelijk Zach. 13:4; Matth. 3:4. Anderen duiden dit op de langheid van het haar en den baard van den profeet.

Ge 14.13 1Ki 19.19 Zec 13.4 Mt 3.4

Zechariah 13:4

17) die profeten

Te weten, die valse profeten.

18) beschaamd zullen worden,

Overtuigd zijnde van valse leer door klare licht der waarheid en van hun eigen ouders.

19) zijn gezicht,

Dat is, zijn valse profetie.

20) geen haren mantel aandoen,

Gelijk eertijds Elia gedaan heeft, 2 Kon. 1:8, en Johannes de Doper, Matth. 3:4; verg. Jes. 20:2. Dir deden de valse profeten, om hunne woorden des te groter schijn van heiligheid te geven.

2Ki 1.8 Mt 3.4 Isa 20.2

Malachi 4:5

15) den profeet Elia,

Dat is, Johannes de Doper, die in den geest en kracht van Elia verschijnen zal, gelijk Christus dit verklaart Matth. 11:14, en Matth. 17:11,12,13; Mark. 9:11, En de engel; Luk. 1:17.

Mt 11.14 17.11,12,13 Mr 9.11 Lu 1.17

16) die grote

Te weten, in welken de Heere in het vlees verschijnen zal.

17) vreselijke dag des HEEREN komen zal.

Vreeslijk voor de goddelozen, maar de godzaligen bewegende tot berouw over hunne zonden en beterschap van hun leven. Verg. Joel 2:31.

Joe 2.31

Luke 1:17

21) in den geest en de kracht van Elias,

Zie hiervan Matth. 11:14.

Mt 11.14

22) om te bekeren de harten der vaderen

Namelijk door zijn dienst.

23) toegerust volk.

Dat is, bekwaam en vaardig om den Heere te ontvangen.

Hebrews 11:37

94) gestenigd geworden,

Als Zacharias de zoon van Jojada; 2 Kron. 24.

95) in stukken gezaagd,

Gelijk de oude Joodse geschiedenissen getuigen van Jesaja onder de tirannie van Manasse. Waaruit blijkt, dat de apostel niet alleen uit de Schrift, maar ook uit andere den Hebre‰n bekende geschiedenissen voorbeelden verhaalt; gelijk bij Hebr. 11:35 ook is aangetekend.

Heb 11.35

96) verzocht,

Namelijk door zware dreigementen en pijnigingen.

97) door het zwaard ter dood gebracht;

Grieks door den dood van het zwaard; gelijk velen ten tijde van Manasse, 2 Kon. 21:16, en onder andere tirannen.

2Ki 21.16

98) hebben gewandeld

Grieks hebben omgegaan; namelijk hier en daar dwalende.

99) schaapsvellen

Gelijk van Elia betuigd wordt, 2 Kon. 1:8, en gelijk der profeten dracht in het algemeen was, gelijk te zien is Zach. 13:4.

2Ki 1.8 Zec 13.4
Copyright information for DutKant