2 Kings 18:37

49) hofmeester,

Hebreeuws, die over het huis was. Zie van dezen boven, 2 Kon. 18:18, alzo onder, 2 Kon. 19:2.

2Ki 18.18 19.2

50) gescheurde klederen;

Zie Gen. 37:29. Hebreeuws, gescheurde der klederen.

Ge 37.29

Matthew 26:65

63) verscheurde

Dit plachten de Joden te doen als zij een uiterste droefheid of mishagen over zekere zaak wilden betonen als godslastering, enz. Zie 2 Kon. 19:1.

2Ki 19.1

Acts 14:14

22) scheurden hun

Namelijk tot een teken van groot mishagen en afkeer, die zij hadden van zulke afgoderij. Zie Matth. 26:65.

Mt 26.65

23) de schare, roepende,

Namelijk die met den priester van Jupiter aldaar voor de deuren gekomen was.

Copyright information for DutKant