2 Kings 18:4-6

6) koperen slang,

Zie van deze Num. 2:8,9, enz.

Nu 2.8,9

7) Nehustan.

Dat is, koperwerk, of een stuk koper, of iets dat van koper is. Zo heeft de koning de koperen slang genoemd, om te tonen dat er niets goddelijks in haar was, en vervolgens geen reden om haar door offeranden en aanbiddingen goddelijke eer te bewijzen. Anders, men noemde ze, enz., dat is, het volk had haar, als hun afgod, dien naam gegeven.

8) zijns gelijke

Te weten, in het reformeren en herstellen van den zuiveren godsdienst; welverstaande terstond in den aanvang zijner regering. Anders is dit te verstaan met uitneming van David en Josia; van David, wien hij gelijk gemaakt wordt, en niet overtreffelijker, boven, 2 Kon. 18:3; van Josia, wien deze lof ook gegeven wordt, dat voor en na hem geen koning zijns gelijks is geweest, onder, 2 Kon. 23:25.

2Ki 18.3 23.25
9) van Hem

Hebreeuws, van achter hem. Zie 1 Kon. 9:6.

1Ki 9.6

2 Kings 19:1

1) scheurde hij

Om daarmede de droefheid zijns harten te betuigen. Alzo boven, 2 Kon. 18:37.

2Ki 18.37

2) bedekte zich

Zie van deze ceremonie Gen. 37:34.

Ge 37.34

2 Kings 19:14

27) huis des HEEREN,

Dat is, den tempel.

28) voor het aangezicht des HEEREN.

Dat is, in het voorhof, tegenover de ark des verbonds, welke was in het heilige der heiligen, tot een teken van Gods tegenwoordige bijwoning. Zie Lev. 1:3, en Lev. 9:24.

Le 1.3 9.24

2 Kings 20:13

24) hoorde

Te weten, met blijdschap. Zie Jes. 39:2.

Isa 39.2

25) hen,

Versta, de boden, of heren, die de voorgemelde brieven met het geschenk gebracht hadden. Dezen heeft Hizkia vlijtiglijk toegeluisterd over hetgeen dat zij hem aandienden of vraagden.

26) schathuis,

Of, specerijhuis. Versta, een huis, waarin allerlei lieflijke reukwerken en kostelijke goederen opgesloten waren.

27) wapenhuis,

Hebreeuws, een huis der vaten, of, instrumenten. Versta, wapenen, of zilveren en gouden juwelen, en allerlei kostelijk getuig van kleinodi‰n.

2 Chronicles 32:27-29

51) begeerlijk

Hebreeuws, gereedschap, of vaten der begeerlijkheid, of kostelijke vaten of gereedschap, want het kostelijke pleegt zeer met lust begeerd te worden. Alzo onder, 2 Kron. 36:10,19.

2Ch 36.10,19
52) voor allerlei

Hebreeuws, voor beesten en beesten.

53) kooien

Gelijk de stallen waren voor de grote beesten, alzo de kooien voor het kleine vee. Anders, en stallen voor de kudden; te weten, der schapen en geiten; of, en kudden in de stallen.

Copyright information for DutKant