2 Kings 19:3

6) der benauwdheid,

Te weten, die ons overkomen is van de vijanden, die mij en mijn volk scheiden en dreigen en den levenden God lasteren.

7) kinderen

Het is een gelijkenis, waarin de koning zich vergelijkt bij een barende vrouw, zijn volk bij de vrucht, en den tegenwoordigen nood bij de benauwdheid en het gevaar, waarin een vrouw met haar vrucht is, die geen kracht heeft om deze, als zij in de geboorte staat [vergelijk Hos. 13:13] ter wereld te brengen. Hij wil zeggen dat zij in het uiterste gevaar waren en zonder vermogen om zich daaruit te helpen.

Ho 13.13
Copyright information for DutKant