2 Kings 19:3

6) der benauwdheid,

Te weten, die ons overkomen is van de vijanden, die mij en mijn volk scheiden en dreigen en den levenden God lasteren.

7) kinderen

Het is een gelijkenis, waarin de koning zich vergelijkt bij een barende vrouw, zijn volk bij de vrucht, en den tegenwoordigen nood bij de benauwdheid en het gevaar, waarin een vrouw met haar vrucht is, die geen kracht heeft om deze, als zij in de geboorte staat [vergelijk Hos. 13:13] ter wereld te brengen. Hij wil zeggen dat zij in het uiterste gevaar waren en zonder vermogen om zich daaruit te helpen.

Ho 13.13

Job 15:23

42) Hij zwerft

Dat is, hij is in gedurige onrust en woeling, om den kost en de verzorging des lichaams; hier intussen overtuigt hem ook zijn gemoed dat zijn verderf nabij is.

43) dat bij zijn hand

Dat is, dat hem voorhanden is en staat te verwachten.

44) de dag

Dat is, de tijd des lijdens. Vergelijk onder, Job 30:16, en de aantekening daarop.

Job 30.16

Isaiah 10:3

7) ten dage

Dat is, als Ik u tot mijnen toorn kom bezoeken. Hier spreekt de Heere de onrechtvaardige wetgevers en regenten aan.

8) der verwoesting,

Te weten der verwoesting uws lands. Zie 2 Kon. 18:13.

2Ki 18.13

9) van verre komen zal?

Te weten van den koning van Assyri‰. Zie boven Jes. 9:10,11.

Isa 9.11,12

10) Tot wien

Alsof hij zeide: Daar zullen geen mensen in de wereld zijn, die u zullen kunnen helpen.

11) uw heerlijkheid

Dat is, uwen rijkdom, uwe staten en ambten, die u groot en aanzienlijk maken voor de wereld, waar wilt gij die brengen, dat zij de uwe blijven en u niet afgenomen worden?

Hosea 5:9

25) straf;

Of, bestraffing, dat is, ten tijde als Ik het oordeel [waarvan boven Hos. 5:1] over hen spreken en uitvoeren zal.

Ho 5.1

26) heb Ik bekend gemaakt,

Of, maak Ik bekend; dat is, ik voorzeg openlijk wat zeker en gewis is en zonder fout geschieden zal, opdat zij mogen weten, wanneer het geschiedt, dat Ik de Heere ben. Anders: Ik heb de trouw bekend gemaakt; dat is, mijne trouw aan Isra‰l betoond door veelvuldige waarschuwingen van hun aanstaande verwoesting, indien zij zich niet bekeren.

27) gewis is.

Anders: dat zij gewis is, zij; te weten de voorzegde en gedreigde straf.

Copyright information for DutKant