2 Kings 23:31

77) Jeremia,

Die te onderscheiden is van Jeremia den profeet; want de profeet was van Anatoth in Benjamin, Jer. 1:1, maar deze van Libna in Juda.

Jer 1.1

2 Kings 23:36

88) koning werd,

Te weten, alleen en volmachtig, na den dood van zijn broeder Joahaz, die, gevangen zijnde, nog voor koning gehouden werd, hoewel hij, namelijk Jojakim, het koninkrijk bediende. Anderen menen dat Jojakim vijf en twintig jaren oud was, als zijn broeder Joahaz afgezet en gevankelijk naar Egypte weggevoerd werd, en volgens dat hij de oudste der zonen van Josia was; verklarende de plaats 1 Kron. 3:15 van de eerstgeboorte, niet der natuurlijke voortteling, maar der koninklijke regering, en dat Joahaz daarom in zijn huldiging gezalfd zou zijn geweest, om zijn verkiezing te beter te verzekeren tegen de wederspreking van zijn oudsten broeder Jojakim, gelijk Salomo om zulk een oorzaak gezalfd werd, 1 Kon. 1:34,39.

1Ch 3.15 1Ki 1.34,39

89) elf jaren

Welverstaande, zo men zijn regering berekent van dien tijd af, dat hij de plaats zijns broeders bewaard heeft; hetwelk was terstond nadat zijn broeder in Egypte gevankelijk gevoerd was.

Ezekiel 1:1

1) dertigste jaar,

Sommigen rekenen dit jaar van de regering van Nabochodonosor den eerste, anders genaamd Nebopolassar, de vader van Nabochodonosor,, of Nebukadnezar de Grote, die Syri‰ en Judea onder zich gebracht heeft, onder wiens gebied de profeet Ezechi‰l te dien tijde leefde; in welken tijd enigen menen dat ook het wetboek in het achttiende jaar van den koning Josia in den tempel gevonden is; 2 Kon. 22:8, en 2 Kon. 23:2. Anderen hebben andere berekeningen.

2Ki 22.8 23.2

2) vierde

Die meest met onzen Juni overeenkomt en bij de Joden Tamuz genaamd wordt, welverstaande in het kerkelijke jaar; want de vierde wordt in het burgerlijke jaar Tebeth genoemd.

3) [maand],

Dit woord is hier ingevoegd uit het volgende lid.

4) als ik in het midden

Want als Jojachin in Babyloni‰ gevankelijk weggevoerd werd, met veel volk, was de profeet Ezechi‰l ook daaronder. Zie onder Ezech. 33:21, en Ezech. 40:1.

Eze 33.21 40.1

5) der weggevoerden was

Te weten, als gevangene naar Babyloni‰. Hebreeuws, wegvoering. Alzo 2 Kon. 24:15; Ezra 1:11, idem, alzo gevangenis voor gevangene; zie Num. 31:12.

2Ki 24.15 Ezr 1.11 Nu 31.12

6) Chebar,

Sommigen verstaan een arm van de rivier Eufraat, ook genoemd Chaborra, van zekeren overste Chabor, die den Eufraat zou verdeeld hebben; anderen, ene rivier in Mesopotami‰, van den berg Masius in de rivier Eufraat invloeiende naar ene stad van denzelfden naam.

7) werden geopend,

Te weten op een bovennatuurlijke wijze, waardoor de profeet uit zichzelven opgetrokken zijnde, met een nieuw gezicht begaafd is geweest, om zonder enig beletsel, hetgeen hem vertoond werd te aanschouwen. Vergelijk Openb. 4:1, en Openb. 19:11.

Re 4.1 19.11

8) gezichten Gods zag.

Dat is, die mij God vertoonde, of waarin God door zekere gedaanten zich van mij in den geest liet aanschouwen. Alzo onder Ezech. 8:2, en Ezech. 40:2. Zie van de gezichten Gods Gen. 15:1. Aangaande dit gezicht, daarover vallen in Gods kerk verscheidene uitleggingen, onder welke hier gevolgd is hetgeen schijnt het bekwaamst te zijn.

Eze 8.2 40.2 Ge 15.1
Copyright information for DutKant