2 Kings 24:1

1) zijn dagen

Te weten, in het vierde jaar zijner regering, hetwelk was het eerste jaar van de regering van Nebukadnezar, Jer. 25:1.

Jer 25.1

2) zijn knecht

Dat is, hem dienstbaar, zijn gebied onderworpen, cijnsbaar, gehouden hem schatting te betalen. Alzo 2 Sam. 8:2,6.

2Sa 8.2,6

2 Kings 24:20

40) om den toorn

De Heere, willende de zonden des Joodsen volks straffen, heeft Zedekia den geest der ware bekering niet gegeven, maar heeft hem daartoe laten vervallen, dat hij door kwaden raad en zijn eigen moedwil meinedig is geworden en van den koning Nebukadnezar afvallig.

41) van Zijn aangezicht

Vergelijk boven, 2 Kon. 17:18.

2Ki 17.18

Jeremiah 2:10-11

21) Chitteers,

Zie Gen. 10:4, en Num. 24:24.

Ge 10.4 Nu 24.24

22) Kedar,

Zie Gen. 25:13, onder Jer. 49:28; Ps. 120:5,6; Hoogl. 1:5. Men houdt het voor landstreken in woest en steenachtige ArabiĀ‰; verg Ezech. 27:21.

Ge 25.13 Jer 49.28 Ps 120.5,6 So 1.5 Eze 27.21

23) wel op;

Hebr. zeer.

24) Eer

Dat is, den waren God en godsdienst, in afgoden en afgoderij; zie Ps. 106:20, met de aantekening.

Ps 106.20

Romans 1:32

78) daar zij het recht Gods weten

Dat is, daar hun onderscheid tussen goed en kwaad van God in de natuur is ingeplant, en een gevoelen van de straf, die God over het kwaad wil oefenen; Rom. 2:14,15.

Ro 2.14,15

79) een welgevallen hebben

Dat is de opperste trap der boosheid, het kwaad niet alleen te doen, maar ook een vermaak daarin te hebben, dat anderen het doen.

Romans 2:15

36) betonen

Namelijk door hunne wetten, en ook somwijlen door een uitwendige onderhouding van dezelve.

37) het werk der wet

Dat is, een deel van den inhoud der wet Gods.

38) beschuldigende,

Namelijk wanneer zij tegen hun gemoed het kwaad doen.

39) ontschuldigende).

Namelijk wanneer zij volgens hunne conscientie het goed doen.

Copyright information for DutKant