2 Kings 24:16

34) ten oorlog

Hebreeuws, den oorlog deden; dat is, die den krijg volgden. Zie 1 Kon. 12:21.

1Ki 12.21

Jeremiah 29:2

2) kamerlingen,

Of, hovelingen. Zie Gen. 37:36.

Ge 37.36

3) timmerlieden en smeden

Hebreeuws, timmerman en de smid; zie boven Jer. 24:1.

Jer 24.1

4) uitgegaan.

Zie 2 Kon. 24:12,14.

2Ki 24.12,14
Copyright information for DutKant