2 Kings 25:11

Jeremiah 46:25

64) menigte van No,

Of, gemeen volk. Het Hebreeuwse woord Amon wordt ook alzo in dit boek genomen, onder Jer. 52:15, voor Hamon; dat is, menigte, hoop volks, of schare, die door gewoel en menigte gedruis maakt; vergelijk Ezech. 30:15, gelijk dan de stad No, dat is, naar het algemeen gevoelen, Alexandri‰, een zeer vermaarde volkrijke zee- en koopstad in Egypte was. Anders betekent Amon een voeder, voedsterheer, of voedsterling, die iemand voedt en opkweekt, of van iemand gevoed wordt; waarom sommigen hier overzetten: De voedsterheer, of de voedsterlingen; dat is, zich generen van No, gelijk zulks ook met waarheid van grote koopsteden gezegd mag worden, dat vele mensen daarvan leven; vergelijk Nah. 3:8.

Jer 52.15 Eze 30.15 Na 3.8

65) koningen,

Dat is, niet alleen dezen koning, maar ook zijne navolgers, of de vorsten en regenten van Egypte, die op hun koning vertrouwden, en mede als kleine koningen in zo een machtig koninkrijk waren; vergelijk boven Jer. 19:3, en wijders Gen. 14:1, en Deut. 33:5; idem Joz. 12:9, enz.

Jer 19.3 Ge 14.1 De 33.5 Jos 12.9
Copyright information for DutKant