2 Kings 4:27
39) vatte zij Dit deed zij niet alleen uit ootmoedige eerbieding, maar ook uit ijverige genegenheid om wat van Elisa te verzoeken, begerende dat hij zich niet verroeren zou uit zijn plaats, eer dat hij haar gehoord zou hebben. Vergelijk Matth. 28:9. Mt 28.9 40) af te stoten. Te weten, opdat zij zijn heer niet moeilijk zou vallen. Vergelijk Mark. 10:13. Mr 10.13 41) is in haar Hebreeuws, is haar bitter; dat is, met enige droefheid, die haar zeer ter harte gaat, bevangen. Bitterheid wordt voor droefenis en kwelling des harten genomen; Gen. 26:35; Ruth 1:20; 1 Sam. 1:10, en 1 Sam. 22:2; Job 3:20, en Job 7:11, en Job 9:18; Spreuk. 14:10. Ge 26.35 Ru 1.20 1Sa 1.10 22.2 Job 3.20 7.11 9.18 Pr 14.10 Ezekiel 1:3
10) Geschiedde Hebreeuws, geschiedende geschiedde. 11) Ezechil, Hebreeuws, Jechezkel. Deze naam betekent, de sterkte Gods, of de gesterkte van God. 12) de hand des HEEREN was daar op hem. Dat is, de kracht om te profeteren werd hem van God gegeven. Zie 2 Kon. 3:15. Alzo onder Ezech. 3:22, en Ezech. 37:1, en Ezech. 40:1. Voor hand staat Geest, onder Ezech. 11:5. De zin is enerlei. Want Gods Geest geeft de kracht en de gave om te profeteren, 1 Cor. 12:4, enz. 2Ki 3.15 Eze 3.22 37.1 40.1 11.5 1Co 12.4 Daniel 2:17-18
49) hij gaf de zaak zijn metgezellen, Te weten tot dat einde, opdat zij met hem God zouden bidden, dat Hij hem den droom en de uitlegging zou willen openbaren; zie Dan. 2:23,30. Ofschoon Danil zijne metgezellen in wijsheid en verstand verre teboven ging, zo veracht hij hen nochtans niet, maar hij verzoekt dat zij hunne gebeden, tot de zijne zouden willen voegen, gelijk Paulus ook gedaan heeft; Rom. 15:30; 2 Cor. 1:11; Filipp. 1:19. Da 2.23,30 Ro 15.30 2Co 1.11 Php 1.19 50) van den God des hemels Chaldeeuws, van het aangezicht des hemels. 51) barmhartigheden verzochten Alhoewel deze mannen zo uitnemend waren in godzaligheid, zo wenden zij gene verdiensten voor, om welker wil zij de openbaring dezer verborgenheden zouden verdienen.
Copyright information for
DutKant