2 Kings 9:1-2

1) zonen

Zie 1 Kon. 20:35.

1Ki 20.35

2) Gord uw lenden,

Zie 1 Kon. 18:46, en boven, 2 Kon. 4:29.

1Ki 18.46 2Ki 4.29

3) Ramoth in Gilead.

Zie Deut. 4:43. Het blijkt uit dit verhaal dat de Isra‰lieten deze stad weder van de Syri‰rs aan hun zijde gekregen hadden. Zie onder, 2 Kon. 9:14, en de aantekeningen.

De 4.43 2Ki 9.14
4) de zoon van Josafat,

En is vervolgens te onderscheiden van een Jehu, die een profeet en de zoon van Hanani was. Zie 1 Kon. 16:1.

1Ki 16.1

5) broederen,

Dat is, zijner metgezellen, der andere krijgsofficieren en kapiteinen. Zie onder, 2 Kon. 9:5.

2Ki 9.5

6) binnenste kamer.

Hebreeuws, kamer in kamer.

Copyright information for DutKant