2 Peter 1:10

43) roeping en verkiezing

Hoewel de roeping ten opzichte van den tijd de verkiezing volgt, die van eeuwigheid is, Ef. 1:4; daar de roeping in den tijd geschiedt, zo wordt nochtans de roeping hiervoor gesteld, omdat wij uit deze van onze verkiezing verzekerd worden; Rom. 8:30.

Eph 1.4 Ro 8.30

44) vast te maken;

Namelijk niet ten opzichte van God, Jes. 14:27, en Jes. 46:10; Rom. 11:29; 2 Tim. 2:13; maar ten opzichte van onszelf, om te vaster verzekerd te mogen zijn, dat wij door God tot de zaligheid zijn uitverkoren. In sommige boeken staat er nog bij: door de goede werken; namelijk als door de vruchten, waaruit een goede boom bekend wordt; Matth. 7:17,18.

Isa 14.27 46.10 Ro 11.29 2Ti 2.13 Mt 7.17,18

45) nimmermeer struikelen.

Namelijk zo, dat gij van de genade Gods gans zoudt uitvallen. Zie Ps. 37:24; Jud.:24; want anderszins struikelen wij allen in velen; Jak. 3:2; een gelijkenis, genomen van degenen, die in een loopbaan lopen. Zie 1 Cor. 9:24.

Ps 37.24 Jas 3.2 1Co 9.24
Copyright information for DutKant