2 Peter 1:20

73) eerste wetende,

Dat is, inzonderheid en vooral ongetwijfeld houdende.

74) geen profetie

Grieks alle profetie der Schrift is niet, enz.; een Hebreeuwse wijze van spreken, gelijk Rom. 3:20; dat is, geen profetisch schrift.

Ro 3.20

75) eigene uitlegging;

Grieks epilysis; dat is, ontbinding, uitlegging, welk woord hier de apostel gebruikende, betekent, •f de uitlegging, die door de profeten zelf gedaan wordt met het voorstellen van hun voorzeggingen, waarmede zij den mensen uitleggen en verklaren niet hun eigen goeddunken, maar den raad Gods; niet wat hun eigen gemoed, maar wat de Geest Gods hun ingeeft; •f ook de uitlegging der profetische schriften, die door anderen daarover gedaan wordt, welke niet moet geschieden naar menselijk vernuft, maar naar den eenparigen zin der heilige Schrift, die zelf allerbest hare mening verklaart.

Revelation of John 1:1

1) openbaring

Gr.Apocalypis; welk woord zelfs in de gewone Latijnse overzetting en verscheidene andere wordt behouden, en betekent een Openbaring, of ontdekking van verborgene dingen, gelijk dit woord van het Evangelie in het algemeen gebruikt wordt, Matth. 11:25; Ef. 3:5. Doch hier wordt het genomen voor een openbaring der dingen, die na dien tijd zouden geschieden, gelijk in dit vers wordt uitgedrukt. En dit woord openbaring wordt ook hier gesteld als een opschrift des boeks, gelijk de profeten in het begin hunner profetie‰n dergelijk opschrift gebruikt hebben; zie Jes. 1:1; Hos. 1:1; Jo‰l 1:1; Micha 1:1.

Mt 11.25 Eph 3.5 Isa 1.1 Ho 1.1 Joe 1.1 Mic 1.1

2) God

Namelijk de Vader, gelijk uit het volgende blijkt.

3) Hem

Namelijk Jezus Christus, als middelaar, en ten opzichte van Zijn menselijke natuur. Want als de eeuwige God is Hij van eenzelfde wezen en alwetendheid met den Vader; maar als Middelaar ontvangt Hij den Vader de orde en het bevel, en naar Zijn mensheid ook zelfs de kennis der dingen, die tot uitvoering van Zijn middelaarsambt, en tot zaligheid Zijner gemeente nodig zijn. Zie Joh. 1:16; Joh. 3:31,32, enz.

Joh 1.16 3.31,32

4) te tonen

Namelijk niet alleen met woorden, maar ook met gezichten en afbeeldingen.

5) de dingen

Dit wordt gezegd ten opzichte van de beginselen dezer geschiedenissen, waarop de voortgang tot den laatsten dag toe zou volgen; 2 Petr. 3:8,9.

2Pe 3.8,9

Revelation of John 22:16

39) ulieden deze

Namelijk den engelen of herders en opzieners der zeven gemeenten, en door u aan uw gemeenten, en voorts aan alle herders en gemeenten in de wereld. Zie Openb. 1:11, en Openb. 2:1, enz.

Re 1.11 2.1

40) de Wortel en

Zie hiervan Openb. 5:5. En Christus wordt hier zo genoemd, ten opzichte van Zijn menselijke natuur, die van David afkomstig is; Matth. 1:1; Rom. 1:3.

Re 5.5 Mt 1.1 Ro 1.3

41) de blinkende Morgenster.

Namelijk die alle andere sterren in licht te boven gaat. En Christus wordt hier zo genoemd, omdat Hij het licht is der wereld; en door Zijn kennis alles ter zaligheid verlicht. Zie Joh. 1:9, en Joh. 8:12. Zelfs ook ten opzichte van het hemelse Jeruzalem, waar noch zon noch maan zal zijn, maar de nacht dezer eeuw voorbij zijnde, Christus met den Vader en Heiligen Geest het volkomen licht zal zijn van alle uitverkorenen, gelijk de morgenster is in den morgenstond. Zie hiervoor Openb. 2:28, en Openb. 21:2; 2 Petr. 1:19.

Joh 1.9 8.12 Re 2.28 21.2 2Pe 1.19
Copyright information for DutKant