2 Samuel 1:19
29) Sieraad van Isral, Alzo noemt hij God, van welken al Israls heerlijkheid en sieraad afkwam. Vergelijk Deut. 4:7,8, en Deut. 33:29. Anderen duiden het op Saul, of het beloofde land. De 4.7,8 33.29 30) hoogten Te weten, op de bergen van Gilboa [2 Sam. 1:21, en 1 Sam. 31:8], die hij Gods hoogten noemt, omdat ze God bijzonderlijk [als in Isral gelegen] toebehoorden. 2Sa 1.21 1Sa 31.8Amos 8:7
21) heerlijkheid: Of, voortreffelijkheid, hoogheid, uitnemendheid; dat is, bij zichzelven, die Israls eer en roem was, en behoorde te zijn. Zie Ps. 106:20, met de aantekening. Verg. Amos 4:2, en Amos 6:8, met de aantekening. Ps 106.20 Am 4.2 6.8 22) Zo Ik Een afgebroken rede in het eedzweren gebruikelijk. Zie Ezech. 34:8, enz. Eze 34.8 23) al hun werken Of, enige van [deze] hunne werken, enz.
Copyright information for
DutKant