2 Samuel 10:4

11) hun baard half af,

Hebreeuws, de helft huns baards.

12) half af,

Hebreeuws, in, of door de helft.

Isaiah 20:4

14) de koning van Assyrie

Te weten Sargon, of Sanherib.

15) voortdrijven

Of, wegleiden, of wegvoeren, of heendrijven, of leiden; te weten als een hoop beesten, gelijk het Hebreeuwse woord gebruikt wordt Gen. 31:18; Exod. 3:1; 1 Sam. 30:20 en elders meer.

Ge 31.18 Ex 3.1 1Sa 30.20

16) de gevangenen

Hebreeuws, de gevangenis. Zie Num. 31:12. En versta hier de gevangen Egyptenaars, die van de slachting zouden overblijven.

Nu 31.12

17) de Moren,

Hebreeuws, de wegvoering der Moren; dat is, een grote menigte der Moren, die gevankelijk naar Assyri‰ toe zullen gevoerd worden. Hetwelk enigen verstaan van die Moren, die onder het beleid van Thirhaka tegen de Assyri‰rs ten strijde uitgetrokken waren.

18) den Egyptenaren

Of, tot versmaadheid van Egypte; versta hierbij, en van Morenland.

Isaiah 47:3

13) schaamte

Hebreeuws, naaktheid.

14) Ik zal wraak nemen,

Dat is, Ik de Heere zal aan u, gij dochter van Babel, wraak doen, omdat gij zo onbarmhartig over mijn volk geweest zijt, Jes. 47:6.

Isa 47.6

15) [als] een mens.

Maar als God. De zin is: Ik zal mijne sterkte aan u bewijzen, alzo dat gij te gronde zult moeten gaan. Of, Ik zal u aantasten, niet als een mens, maar als een leeuw of beer, of een ander wreed verscheurend dier, alzo dat men uit de grootheid of zwarigheid der straffen, die Ik over u brengen zal, wel lichtelijk zal kunnen afnemen dat het meer dan een menselijke kracht is, die u tenonder brengt.

Jeremiah 13:22

39) hart

Dat is, bij uzelven denken.

40) Om de

Dit is Gods antwoord op zulke gedachten.

41) veelheid

Of, grootheid.

42) zomen

Dat is, zijt gij openbaar voor al de wereld te schande gemaakt, door schandelijke vlucht en zeer smadelijke wegvoering in gevangenis en slavernij; manier van spreken, genomen van het hoog opheffen der vrouwelijke klederen, hetzij door geweld van anderen, of eigen nood, als men zulks moet doen om vaardiger te vluchten, wateren door te gaan, enz. Zie onder Jer. 13:26, en Jes. 20:4, en Jes. 47:2,3; idem Ezech. 16:37, en Ezech. 23:29; Hos. 2:9; Micha 1:11.

Jer 13.26 Isa 20.4 47.2,3 Eze 16.37 23.29 Ho 2.10 Mic 1.11

43) hebben geweld

Dat is, zijn met geweld ontbloot, of ontschoeid; of uwe hielen zijn geweldzaam gehandeld; dat is, in den stok, of in boeien gedaan, of in gevangenschap weggevoerd.

Jeremiah 13:26

50) zomen

Zie boven Jer. 13:22, en Ezech. 16:37.

Jer 13.22 Eze 16.37

Nahum 3:5

13) Ik [wil] aan u,

Zie boven Nah. 2:13, en Jes. 47:3.

Na 2.13 Isa 47.3

14) Ik zal uw zomen ontdekken boven uw aangezicht,

De zin is: Ik zal uwe zomen, of lijsten, of slippen laten oplichten tot op uw aangezicht; dat is, Ik zal u de allergrootste schande aandoen. Verg. Jes. 47:3; Jer. 13:22,26, en Ezech. 16:37.

Isa 47.3 Jer 13.22,26 Eze 16.37
Copyright information for DutKant