2 Samuel 11:12

1 Kings 12:15

22) omwending

Of, omgang, omkering; idem, oorzaak. De zin is hier dat deze geschiedenis, of handel, waardoor de staat des lands dus omkeerde en omgewend werd, geschiedde naar het beleid der voorzienigheid Gods, opdat Hij zijn straf, die Hij Salomo om zijn afwijking bedreigd had, uitvoeren zou, zonder nochtans dat God van der mensen doen enige besmetting heeft gekregen. Vergelijk onder, 1 Kon. 12:24; idem Gen. 45:5,7,8, en Gen. 50:20; Exod. 9:16; 2 Sam. 12:12; 2 Kron. 25:20.

1Ki 12.24 Ge 45.5,7,8 50.20 Ex 9.16 2Sa 12.12 2Ch 25.20

23) dienst van Ahia,

Hebreeuws, hand. Zie Lev. 8:36.

Le 8.36

1 Kings 22:22

38) leugengeest zijn

Hebreeuws, een geest der valsheid, of der leugen; alzo in 1 Kon. 22:23, dat is, die onwaarheid en leugentaal uit zich voortbrengt en anderen wijsmaakt. Vergelijk Joh. 8:44; Openb. 12:9.

1Ki 22.23 Joh 8.44 Re 12.9

39) zijn profeten.

Namelijk, van Achab, welverstaande dergenen, die hem in zijn afgoderij toegedaan zijn.

40) Gij zult overreden,

Dat is, uw leugen zal macht hebben om de valse profeten, en door dezen Achab te bedriegen. Vergelijk 2 Thess. 2:11.

2Th 2.11

41) doe alzo.

God wordt gezegd het kwade den redelijken schepselen te bevelen, als Hij hen gebruikt om zijn heilig voornemen daardoor uit te voeren. Hetwelk Hij doet, niet door denzelven enige zonde in te geven, of met het woord te belasten, maar door hun eigen boosheid niet alleen niet te beletten, maar ook buiten hun weten en wil naar zijn oneindelijke wijsheid te besturen tot een heilig einde, overeenkomende met zijn goedheid aan degenen, die behouden worden, en rechtvaardigheid tegen degenen, die verloren gaan. Vergelijk 2 Sam. 16:10.

2Sa 16.10

Jeremiah 4:10

27) grotelijks

Hebreeuws, bedriegende bedrogen; te weten door de valse profeten, wien gij toelaat het volk onder voorgeven van uw naam en dienst, alle welvaart valselijk te beloven, daar toch de uiterste ellende voorhanden is. Vergelijk 1 Kon. 22:21,22,23, en de aantekening aldaar. Idem Ezech. 14:9, en onder Jer. 6:14, en Jer. 7:4,10, en Jer. 23:1.

1Ki 22.21,22,23 Eze 14.9 Jer 6.14 7.4,10 23.1

28) ziel raakt.

Vergelijk onder Jer. 4:18.

Jer 4.18

2 Thessalonians 2:11-12

43) God

Dat is, God zal den Satan den toom over hen los laten, om zijn kracht van verleiding tegen hen te gebruiken, en zal Zijne genade, die hen nog wederhield, voortaan inhouden, en hen alzo aan hunne eigen begeerten overgeven waardoor zij krachtiglijk tot dwaling zullen gebracht worden. Zie dergelijke oordelen Gods over de ondankbare mensen, Deut. 28:28; 2 Kron. 18:22; Job 12:17; Jes. 19:14; Rom. 1:24, en Rom. 11:8; 2 Cor. 4:3, 2 Cor. 4:4, enz.

De 28.28 2Ch 18.22 Job 12.17 Isa 19.14 Ro 1.24 11.8 2Co 4.3,4

44) leugen

Dat is, verzonnen en valse leer.

45) veroordeeld

Gr. geoordeeld; dat is, veroordeeld, of verdoemd, gelijk meermalen in andere plaatsen.

46) de waarheid

Namelijk des Evangelies.

47) ongerechtigheid

Dat is, valse en ongerechtige leer, gelijk 2 Thess. 2:10.

2Th 2.10
Copyright information for DutKant