2 Samuel 13:4

7) van morgen tot morgen

Hebreeuws, in den morgen, in den morgen, of des morgens, des morgens; dat is, alle morgen, alle dagen, van dag tot dag. Hij wil zeggen: Wat schort u dat gij er dagelijks zo mager uitziet?

8) mager,

Hebreeuws, zo dun, uitgeteerd.

Job 5:16

32) verwachting;

Dat is, goed, dat te verwachten is; alzo onder, Job 8:13, en Job 11:18, en Job 17:15.

Job 8.13 11.18 17.15

33) de boosheid

Dat is, de bozen staan verstomd en bedwelmd, door de verwondering van Gods oordelen als voor het hoofd geslagen zijnde. Zie deze manier van spreken ook Ps. 107:42.

Ps 107.42

Psalms 41:1

1) opperzangmeester

Zie Ps. 4:1.

Ps 4.1

2) Welgelukzalig

Het Hebr. woord wordt dal betekent een dunne, magere, uitgeteerde van vermogen, zo van het lichaam, dat is, een kranke, als der goederen en middelen, dat is, een arme. [Zie Job 5:15]. Hier schijnt het gebruikt te worden van een kranke; want David krank geweest zijnde, of [zo sommigen] nog enigzins zijnde, en ondervonden hebbende hoe wŠl het hem deed, dat hem vrome lieden met oprecht en godzalig medelijden trouwhartiglijk bezocht en getroost hadden, en hoe wee het hem integendeel deed, dat de huichelaars, hem met een vals hart bezoekende, achter zijn rug zeer schandelijk van hem geoordeeld en gesproken hadden en nog dede, heeft de vromen met dezen psalm heiliglijk willen bedanken en zijn valse vrienden en bedekte vijanden beschamen.

Job 5.15

3) kwaads

Dat is, in tijd van ongeval, tegenspoed.

Copyright information for DutKant