2 Samuel 15:2

2) poort.

Van des konings hof.

3) een der stammen Isra‰ls;

Dat is, uit deze of die stad, gelegen in dezen of dien stam.

Nehemiah 7:4

8) ruimte

Of, begrip, (omvang). Hebreeuws, handen; zie Gen. 34:21; Richt. 18:10; Jes. 22:18, met de aantekening.

Ge 34.21 Jud 18.10 Isa 22.18

9) daarbinnen;

Hebreeuws, in het midden van hen.

10) niet gebouwd.

Versta, niet overal, noch ten volle.

Psalms 104:25

54) wijd van ruimte

Hebr. wijd aan beide handen; dat is, aan beide zijden breed en ruim, gelijk Gen. 34:21; Neh. 7:4.

Ge 34.21 Ne 7.4
Copyright information for DutKant