2 Samuel 17:27-29
48) Sobi, Hebreeuws, Schobi. Enigen menen dat deze een broeder was van Hanun, waarvan boven, 2 Sam. 10:1 enz., gesproken is, en dat David Hanun, toen hij Rabba innam [boven 2 Sam. 12:30,31] afgezet of ook gedood hebbende, dezen broeder in zijn plaats tot koning heeft gesteld, die overzulks hier zijn dankbaarheid zou hebben bewezen. 2Sa 10.1 12.30,31 49) Machir, Zie boven, 2 Sam. 9:4,5. 2Sa 9.4,5 50) Barzillai, Zie onder, 2 Sam. 19:31,32, enz. 2Sa 19.31,32 51) aarden vaten, Hebreeuws, vaten der formeerders; dat is, des pottenbakkers. 52) geroost, Te weten, de bonen en linzen. 53) zeiden: Te weten, bij zichzelven; dat is, dachten, horende van Davids vluchten uit Jeruzalem, en haastig passeren door de woestijn, dat zij ontwijfelbaar aldaar aan alles gebrek zouden hebben geleden; daarom hadden zij deze provisie bereid om hen te verversen. 54) in de woestijn. Of, van de woestijn.
Copyright information for
DutKant