2 Samuel 21:8

15) Rizpa,

Sauls bijwijf, boven, 2 Sam. 3:7, en onder, 2 Sam. 21:11.

2Sa 3.7 21.11

16) [zuster],

Namelijk, Merab, die dezen Adri‰l tot een man gehad heeft, 1 Sam. 18:19. Alzo wordt het woord broeder van sommigen ingevoerd, onder, 2 Sam. 21:19, en zoon, Jer. 32:12. Sommigen verstaan hier door Michals zonen de zonen van haar zuster Merab, die Michal zou hebben opgevoed, en derhalve genoemd geweest haar moeder. Vergelijk Ruth 4:17.

1Sa 18.19 2Sa 21.19 Jer 32.12 Ru 4.17

17) Meholathiet,

Hebreeuws, Mecholatiet. Uit Manasse aan de westzijde der Jordaan, waar Abel-Mehola lag. Zie #Richt. 7:22, tot onderscheiding van Barzillai, den Gileadiet, Davids vriend, boven, 2 Sam. 19:31, enz.

Jud 7.22 2Sa 19.31

2 Samuel 21:10-11

20) zak,

Dat is, een grof kleed, als een tent, om daaronder des nachts en des daags, uit moederlijke liefde bij de dode lichamen harer kinderen te blijven, die men anders gewoonlijk naar de wet, Deut. 21:23, op denzelfden dag had moeten afnemen en begraven; maar het schijnt dat dezen hebben moeten hangen, totdat God door den regen betoonde met het land verzoend te zijn, dewijl God de duurte door droogte veroorzaakt had.

De 21.23

21) spande dien

Anders, spreidde.

22) hen drupte van den hemel;

De dode lichamen.

23) op hen niet rusten des daags,

Om de dode lichamen ongeschonden te houden ter begrafenis.

Copyright information for DutKant