2 Samuel 4:4
9) Jonathan, Die in den strijd met zijn vader Saul gebleven was. 10) geslagen was aan beide voeten; Dat is, lam; gelijk volgt. Alzo onder, 2 Sam. 9:3. 2Sa 9.3 11) vijf jaren was hij oud Hebreeuws, hij was een zoon van vijf jaren. 12) gerucht De tijding van de nederlaag. 13) Mefiboseth. Hebreeuws, Mefiboscheth, ander genoemd Merib-baal, #1 Kron. 8:34. 1Ch 8.342 Samuel 9:3
5) Gods weldadigheid bij hem doe? Zie 1 Sam. 20;14,15,16,17. 6) geslagen is aan beide voeten. Gelijk boven, 2 Sam. 4:4; dat is, kreupel, gelijk onder, 2 Sam. 9:13. 2Sa 4.4 9.13Isaiah 66:2
4) Want Mijn Dit wordt Hand. 7:50 vragenderwijze gesteld: Heeft niet mijne hand dit alles gemaakt? Ac 7.50 5) hand Dat is, macht. 6) en al deze dingen Of, alzo, dies, daarom. 7) zijn geweest, Dat is, bestaan, te weten door mijne kracht. Zie Job 41:2, en Ps. 119:91, of zijn, is te zeggen blijven; gelijk Exod. 24:12; Ruth 1:2; Ps. 64:8; Dan. 1:21. Zie Ps. 37:18. Job 41.11 Ps 119.91 Ex 24.12 Ru 1.2 Ps 64.7 Da 1.21 Ps 37.18 8) maar op dezen Of, maar wien zal Ik aanschouwen? dat is, wien zal Ik genadig zijn? dat is, mijne gunst en hulp laten genieten? 9) arme En die zijne armoede bekent, namelijk zijn geestelijke armoede, dat is de ontbering van gerechtigheid. 10) verslagene Vanwege het gevoelen of de kennis zijner zonden. Zie Ps. 34:19, en Ps. 35:15, en Ps. 51:19, en Jes. 57:15,18. Vergelijk Matth. 5:3, en 1 Petr. 3:4. Ps 34.18 35.15 51.17 Isa 57.15,18 Mt 5.3 1Pe 3.4 11) die voor Mijn woord beeft. Dat is, die mijne majesteit en hoogheid in zulke achting heeft, dat hij vreest en beeft voor mijne geboden, dezelve met kinderlijke vrees en eerbieding ontvangende en zich onderwerpende. Vergelijk Ezra 9:4, en Ezra 10:3, onder Jes. 66:5; Hos. 11:10,11. Zie ook Exod. 19:16; Job 37:1. Ezr 9.4 10.3 Isa 66.5 Ho 11.10,11 Ex 19.16 Job 37.1
Copyright information for
DutKant