2 Samuel 5:2

3) te voren,

Hebreeuws, gisteren, ook eergisteren.

4) uitvoerende en inbrengende;

Dat is, die het krijgsvolk aan en van den vijand voerde, overal voorging, en beleid van zaken had, en overzulks, als een ervaren heer, tot het koninkrijk bekwaam is. Zie 1 Sam. 18:5,16, en vergelijk Num. 27:17.

1Sa 18.5,16 Nu 27.17

5) gezegd:

Ten tijde uwer zalving door Samuel, beschreven 1 Sam. 16:11,12,13. Alhoewel deze woorden daar niet staan.

1Sa 16.11,12,13

6) weiden,

Dat is, regeren met al zulke zorg, genegenheid en getrouwheid, als een goed herder, [waarop gij u verstaat] zijn schapen leidt, weidt, regeert, bezorgt en beschermt. Zie Ps. 78:70,71, en onder, 2 Sam. 7:7.

Ps 78.70,71 2Sa 7.7

7) voorganger zijn over Isra‰l.

Of, leidsman, hertog. Zie onder, 2 Sam. 6:21.

2Sa 6.21
Copyright information for DutKant