2 Samuel 5:20

50) Baal-perazim;

Alzo naderhand van David genoemd, gelijk in het volgende verhaald wordt.

51) De HEERE

Of, de HEERE is door mijn vijanden heen doorgebroken, voor mijn aangezicht, gelijk een waterbreuk, of, inbreuk, doorbreking van wateren. De zin schijnt te wezen dat God door zijn macht en Davids dienst [1 Kron. 14:11] de Filistijnen had overvallen en nedergestort, gelijk wateren met macht en sterkelijk doorbreken, en alles overlopen en nedervellen; of, zo licht als water verloopt of, zo licht als water verloopt of gedeeld en verstrooid wordt, heeft God de Filistijnen van elkander verstrooid.

1Ch 14.11

52) Baal-perazim.

Dat is, heer, of, meester, bezitter van scheuren, breuken, doorbrekingen; dat is, het plein, of effen der scheuren, de plaats der scheuren.

Psalms 17:4

8) naar het

Dat is, naar het bevel van uw woord. Anderen voegen deze woorden bij het voorgaande aldus: Aangaande de handelingen des mensen, naar het woord uwer lippen, enz. Dat is, die de mens schuldig is te doen, naar uw woord.

9) gewacht

Of, ik heb gelet op, enz. te weten, om zulke paden te vermijden, hoewel mijne vijanden mij valselijk het tegendeel nageven.

10) inbrekers,

Dat is, geweldenaars, straatschenders, moordenaars, uit verg. van Jer. 7: 11, en Matth. 21:13; Hebr. eigenlijk, doorbrekers, inbrekers; te weten van huizen, steden, landen, wetten, enz. Zie Ezech. 7:22, en Ezech. 18:10; Hos. 4:2.

Jer 7.11 Mt 21.13 Eze 7.22 18.10 Ho 4.2

Isaiah 28:21

72) Perazim,

Op dezen berg heeft God eertijds de Filistijnen door David geslagen; 2 Sam. 5:20, en 1 Kron. 14:11.

2Sa 5.20 1Ch 14.11

73) Hij zal beroerd

Of, Hij zal bewogen worden; dat is, Hij zal zich vertoornen.

74) [in] het dal

Zie Joz. 10:10, en 1 Kron. 14:16.

Jos 10.10 1Ch 14.16

75) Zijn werk zal vreemd

God is een goedertieren en barmhartig God, die langzaam tot het straffen komt, en derhalve in vergelijking van zijn vorige goedertierenheid en weldadigheid, doorgaans aan zijn volk bewezen, een vreemd werk genaamd wordt.

Isaiah 63:3-5

13) Ik heb

Hier spreekt Christus wederom, beantwoordende de vorige vraag aangaande zijne macht in het onderdrukken zijner vijanden en het verlossen zijner uitverkorenen.

14) de pers

Te weten de pers van den toorn Gods, gelijk af te nemen is uit Openb. 14:19, en Openb. 19:15. De zin is: Ik heb alleen, zonder menselijke hulp, den wil en het bevel van mijn hemelsen Vader, aangaande het straffen en verdelgen der vijanden zijner kerk, uitgericht.

Re 14.19 19.15

15) daar was niemand

Of, daar is niemand van de volken bij mij geweest, om mij te helpen de vijanden te bestrijden en te overwinnen. Versta hier zo de geestelijke als de lichamelijke vijanden.

16) hun kracht

Dat is hun bloed, waarin de sterkte van den mens bestaat. Of, hun bloed, dat is het bloed hunner sterke helden. Anders: en hunne victorie is op mijne klederen besprenkeld; dat is hun bloed, een teken mijner victorie over hen.

17) de dag der wraak

Te weten dien dag, die van God bestemd was ter wraak, om de vijanden der kerk te straffen en de uitverkorenen te redden. Zie Jes. 34:8, en Jes. 61:2.

Isa 34.8 61.2

18) het jaar

Dat is, het jaar of de tijd dergenen, die van mij zouden vrijgekocht of verlost worden. Het schijnt dat de profeet ziet op het geestelijke jubeljaar.

19) En Ik zag toe,

Of, toen Ik omzag, dat er geen helper was, enz. Christus alleen is onze Helper, Heiland en Verlosser, die ons uit het geweld van den duivel en van den eeuwigen dood verlost heeft. Zie Jes. 59:16, en Jes. 61:2.

Isa 59.16 61.2

20) en Ik ontzette Mij,

Te weten naar mijn menselijke natuur. Zie Matth. 26:38.

Mt 26.38

21) daarom heeft

Dat is, mijn goddelijke kracht heeft mij onderstut in mijn zwaar lijden, dat Ik onder den zwaren last van den toorn Gods niet ben bezweken, maar dien gedragen, en mijn volk daarvan verlost en al hunne vijanden overwonnen heb.

22) Mijn grimmigheid

Te weten de grimmigheid, waarmede Ik onstoken ben tegen de vijanden mijner kerk.

Micah 2:12

57) Voorzeker zal Ik u, o Jakob, gans verzamelen;

Hebr. verzamelende zal ik verzamelen, en zo, vergaderende vergaderen. Deze twee volgende verzen nemen vele uitleggers als een schone Evangelische belofte van de vergadering van de algemene kerk door hare Koning, de Messias Jezus Christus, omdat de profetische stijl, in zulke zaken gebruikelijk, dat schijnt te vereisen, en God dikwijls onder zijn allerzwaarste bestraffingen en dreigementen, tot troost van zijn gelovigen, zeer lieflijke genadebeloften pleegt in te mengen. [Verg. inzonderheid Jer. 16:14,15; Hos. 2:13, enz. Zie ook onder Micha 3:12 en Micha 4:1, enz.] De christelijke lezer kan ook hiermee vergelijken Jer. 31:10; Hos. 1:11, en Hos. 3:5, enz. inzonderheid Ezech. 36:37,38; Zach. 2:4. Doch anderen, ziende op het voorgaande en volgende, houden het voor een profetie van de belegeringen en benauwingen en verwoesting van de tien stammen en Juda, door de Assyri‰rs en Babyloni‰rs, en van de gevankelijke weggevoering van hun beide koningen, Hosea en Zedekia, 2 Kon. 17:4, enz. en 2 Kon. 18:10, enz., en 2 Kon. 25:6,7, waarvan de verstandige lezer zal kunnen oordelen en zien een dergelijk plaats Zach. 10:3,4,5 met de aantekening.

Jer 16.14,15 Ho 2.14 Mic 3.12 4.1 Jer 31.10 Ho 1.11 3.5 Eze 36.37,38 Zec 2.4 2Ki 17.4 18.10 25.6,7 Zec 10.3,4,5

58) Bozra

Een veerijke plaats van de Moabieten. Zie 2 Kon. 3:4, en Jer. 48:24, met de aantekening.

2Ki 3.4 Jer 48.24

59) kooi

Of stalling.

Micah 4:13

40) Maak u op en dors, o dochter Sions!

Om uw verdrukkers en vijanden te vertreden en te vernielen, door de kracht van uw Hoofd en Koning Jezus Christus. Verg. Jes. 41:15,16.

Isa 41.15,16

41) hoorn

Dat is, uw macht onverwinnelijk maken. Zie Deut. 33:17.

De 33.17

42) maken,

Hebr. stellen, alzo in het volgende.

43) gewin den HEERE verbannen,

Dit zit op het gebruik van het verbannen ener natie, als wanneer het volk vernield werd en hun goed de Heere toebehoorde. Zie Deut. 2:34; Joz. 6:17,18,19, en verg. verder Zach. 14:20.

De 2.34 Jos 6.17,18,19 Zec 14.20
Copyright information for DutKant