Acts 10:34

32) den mond

Van deze manier van spreken zie de aantekeningen Matth. 5:2.

Mt 5.2

33) Ik verneem in

Dat is, bevind, begrijp.

34) geen aannemer

Dat God niet ziet op de uiterlijke gelegenheid der mensen, dat iemand hem zou aangenaam zijn omdat hij een Jood of Grieks is, arm of rijk, edel of onedel: Gal. 5:6, en Gal. 6:15; Col. 3:11. En hier wordt inzonderheid gezien op de tijden des Nieuwen Testaments, in hetwelk het onderscheid van de Joden en heidenen, en dienvolgens ook van de werking des Heiligen Geestes in het ene volk meer dan in het andere, door de komst van Christus is weggenomen, gelijk blijkt uit Hand. 10:35.

Ga 5.6 6.15 Col 3.11 Ac 10.35
Copyright information for DutKant