Acts 10:45

45) die uit de

Dat is, die uit de Joden waren; Rom. 4:12.

Ro 4.12

46) ontzetten zich,

Namelijk menende dat deze belofte alleen den huize Isra‰ls toekwam, uit enige spreuken der profeten, die zij kwalijk verstonden, welke Paulus verklaart Rom. 9,10,11.

Acts 19:6

11) de handen opgelegd

Zie Hand. 8:17.

Ac 8.17

12) de Heilige Geest

Dat is, de buitengewone gaven des Heiligen Geestes, die terstond daarna worden uitgedrukt.

13) [vreemde] talen,

Grieks tongen.

14) profeteerden.

Dat is, verkondigden toekomende dingen, of spraken van goddelijke zaken en legden de Schriften der profeten uit; zie 1 Cor. 14:3.

1Co 14.3

Romans 8:9

25) gijlieden

Namelijk die in Christus geloofd hebt; want hij schrijft aan hen eigenlijk; Rom. 1:7.

Ro 1.7

26) in het vlees,

Dat is, naar het vlees, gelijk Rom. 8:5 verklaard wordt.

Ro 8.5

27) in den Geest,

Dat is, naar den Geest, Rom. 8:5.

Ro 8.5

28) zo anders de Geest Gods

Of, dewijl, overmits. Alzo ook Rom. 8:17.

Ro 8.17

29) u woont.

Namelijk door Zijn genadige werkingen, als daar zijn verlichting des verstands, versterking des geloofs, verzekering van de zaligheid, opwekking tot het gebed, beweging tot geestelijke begeerten, vertroosting in kruis en aanvechting, enz. Want een mens, waar hij als een heer woont, daar heeft hij zijn gebied, en daar doet hij zijn gewoon werk; Joh. 14:16,17; 1 Cor. 3:16.

Joh 14.16,17 1Co 3.16

30) den Geest van Christus niet heeft,

Dat is, dezelfde Geest, die in het voorgaande de Geest Gods, namelijk des Vaders, genaamd wordt, wordt hier ook Christus' Geest genaamd, omdat Hij ook van Christus voortkomt, en ons van Christus is verworven; Joh. 14:26, en Joh. 16:7; Gal. 4:6.

Joh 14.26 16.7 Ga 4.6

31) die komt Hem niet toe.

Namelijk als een recht lid van Zijn lichaam, hetwelk door dezen Geest alleen leeft en Zijn geestelijke werking heeft.

1 Corinthians 12:3

6) door den Geest Gods

Gr. in.

7) ene vervloeking

Gr. Anathema; van welk woord zie Hand. 23:12; Rom. 9:3; Gal. 1:8,9. Dit deden de heidenen en vijanden van den Christelijken godsdienst. Zie Plin. ad Trajan. lib. 10, Epist 97.

Ac 23.12 Ro 9.3 Ga 1.8,9

8) den Heere [te zijn]

Dat is, erkennen en belijden dat Hij is de ware Zoon Gods, de beloofde Messias en Zaligmaker der wereld.

9) door den Heilige Geest.

Gr. in.

1 Corinthians 14:27

89) door twee, of ten

Dat is, dat niet velen daarmede den tijd doorbrengen; doch zo men immers vreemde talen wil spreken, dat zulks van zo weinigen geschiede, als het doenlijk is.

90) bij beurten; en

Dat is, niet tevens op ‚‚n tijd overhoop, maar de een na den ander.

91) ‚‚n het uitlegge.

Namelijk opdat de gemeenten daardoor mogen verstaan wat het is, dat in onbekende taal gesproken is geweest.

Copyright information for DutKant