Acts 14:14

22) scheurden hun

Namelijk tot een teken van groot mishagen en afkeer, die zij hadden van zulke afgoderij. Zie Matth. 26:65.

Mt 26.65

23) de schare, roepende,

Namelijk die met den priester van Jupiter aldaar voor de deuren gekomen was.

1 Corinthians 9:5-6

8) ene vrouw,

Gr. ene zuster, ene vrouw, of ene huisvrouw. Sommigen menen hieruit dat de apostel ene huisvrouw gehad heeft, maar dat hij haar niet alom met zich heeft geleid, om de gemeente niet te bezwaren. Doch dit schijnt te strijden met hetgeen hij van zichzelven zegt 1 Cor. 7:7. Anderen menen dat hierdoor verstaan worden enige vrouwen, die de apostelen volgden, om hen te dienen en van hare middelen te verzorgen, gelijk de vrouwen die Christus volgden; Luk. 8:3. Doch bovendien dat dit nergens wordt gelezen, zo is het ook niet waarschijnlijk. Want hierdoor zouden de apostelen hun dienst verdacht gemaakt hebben, en de gemeenten zouden hierdoor verlicht zijn geworden, daar de apostel dit merkelijk invoert om te tonen dat hij de gemeenten hiermede niet wilde bezwaren. Zodat dit dan te verstaan is van ene huisvrouw, niet die hij had, maar die hij zou hebben kunnen nemen, en vervolgens ook met zich leiden, gelijk sommige andere apostelen deden.

1Co 7.7 Lu 8.3

9) [met ons]

Namelijk van de ene plaats naar de andere, waar wij gaan prediken, ten koste van de gemeente.

10) de broeders des

Dat is, neven. Hebr. want Johannes en Jakobus, en ook Judas en Simon, waren Christus' neven, of moeders zusters zonen. Zie Gen. 13:8, en Gen. 29:15; Matth. 12:46, en Matth. 13:55.

Ge 13.8 29.15 Mt 12.46 13.55

11) Cefas?

Dat is, Petrus, van wiens huisvrouw men leest Matth. 8:14.

Mt 8.14
12) van niet te

Namelijk, met onze handen tot onze onderhouding. Zie Hand. 18:3, en Hand. 20:34.

Ac 18.3 20.34
Copyright information for DutKant