Acts 15:20

46) die door de afgoden

Grieks besmettingen der afgoden; dat is, van spijs of drank den afgoden opgeofferd, en die daardoor besmet zijn, gelijk Hand. 15:29 verklaard wordt.

Ac 15.29

47) hoererij, en

Dit verstaan sommigen van de lichamelijke hoererij, die wel in zichzelve niet middelmatig is, Exod. 20:14; maar van de heidenen voor gene zonde en voor middelmatig gehouden werd; 1 Cor. 6:13,14,15; anderen, van de geestelijke hoererij, dat is, afgoderij, die doorgaans van de profeten hoererij genaamd wordt, Exod. 34:16; Lev. 20:5; Richt. 2:17; Ps. 106:39; Jes. 23:17; Jer. 3:6,8; Ezech. 16:15,16; en namelijk van die soort van afgoderij, die sommigen uit de heidenen, bekeerd zijnde, bedreven, etende in de tempels der afgoden hetgeen dezen was opgeofferd; waarvan de apostel spreekt 1 Cor. 8:9,10, en 1 Cor. 10:14,21; hetwelk zij meenden, hun door de Christelijke vrijheid geoorloofd te zijn, en zij dikwijls deden met groten aanstoot der zwakken.

Ex 20.14 1Co 6.13,14,15 Ex 34.16 Le 20.5 Jud 2.17 Ps 106.39 Isa 23.17 Jer 3.6,8 Eze 16.15,16 1Co 8.9,10 10.14,21

48) verstikte, en

Dat is, van beesten, die gestorven waren zonder bloed te laten, dat den Joden een gruwel was. Zie Gen. 9:4; Lev. 3:17; Deut. 12:23.

Ge 9.4 Le 3.17 De 12.23

49) bloed.

Namelijk van het beest afgezonderd, hetzij geronnen gegeten, of ongeronnen gedronken, hetwelk God verboden had, om de mensen van alle wreedheid en bloedstorting af te schrikken; Gen. 9:4.

Ge 9.4
Copyright information for DutKant