Acts 19:33

61) Alexander uit

Deze menen sommige dezelfde Alexander geweest te zijn, van wien men leest 1 Tim. 1:20; 2 Tim. 4:14, een heftig en hardnekkig vijand van Paulus en der waarheid, doch dat staat niet vast. Zie de aantekeningen 1 Tim. 1:20.

1Ti 1.20 2Ti 4.14 1Ti 1.20

62) voortkomen,

Namelijk om hem te horen spreken.

63) voortstieten.

Namelijk alzo hij ook een Jood was, om iets te spreken tot beschuldiging der Christenen.

64) gewenkt hebbende

Zie Hand. 12:17, en Hand. 13:16, en Hand. 21:40.

Ac 12.17 13.16 21.40

65) verantwoording doen.

Namelijk van dit onordelijk bijeenlopen, met beschuldiging der Christenen.

2 Timothy 2:18

57) van de waarheid

Dat is, van de rechtzinnige leer des Evangelies, die zij tevoren beleden hadden.

58) alrede geschied is,

Dat is, dat er dan geen opstanding des vleses zal wezen, en dat al wat de Schrift zegt van de opstanding, verstaan moet worden van de geestelijke opstanding der zielen uit den dood der zonden.

59) geloof.

Dat is, hunne historische kennis en toestemming, die zij gehad hebben van de rechte leer. Zie van zulk geloof Matth. 13:21; Jak. 2:19.

Mt 13.21 Jas 2.19
Copyright information for DutKant