Acts 2:11

32) Kretenzen

Dat is, geboren of wonende in het eiland Kreta, nu Kandia genaamd. Zie Hand. 27:7,12; Tit. 1:5.

Ac 27.7,12 Tit 1.5

33) talen

Grieks tongen; Hand. 2:4.

Ac 2.4

34) de grote werken

Of, de heerlijke daden Gods; namelijk die Hij door Jezus Christus gedaan heeft tot der mensen zaligheid; Luk. 1:49.

Lu 1.49

Acts 11:2

2) degenen, die

Namelijk enige gelovige Joden, anderen namelijk dan de apostelen.

Romans 3:30

61) de besnijdenis

Dat is, de Joden.

62) de voorhuid door het geloof.

Dat is, de heidenen van afkomst.

Galatians 2:12

54) van Jakobus gekomen

Waarom Jakobus dezen naar Antiochi‰ gezonden had, is onzeker; sommigen menen om te laten vernemen naar den staat der gemeente aldaar, of iets den apostelen, daar zijnde, te kennen te geven.

55) at hij mede

Namelijk allerlei spijs, ook die in het Oude Testament verboden was, volgende de Christelijke vrijheid, waarvan hij door een hemels gezicht verzekerd was, Hand. 10, zodat hij daaraan weldeed.

56) met de heidenen;

Namelijk die tot Christus bekeerd waren, en het juk der ceremonie‰le wet nooit waren onderworpen geweest.

57) onttrok hij [zich]

Dat is, wilde hij met de gelovige heidenen niet meer eten, daarmede veinzende alsof hij verstond, dat het eten van allerlei spijs den Christenen ongeoorloofd zou zijn; waaraan hij zeer kwalijk deed, gelijk in het volgende blijkt.

58) vrezende degenen,

Dat is, vrezende dat hij dezen Joden daarmede oorzaak zou geven om kwalijk van hem te spreken. Zie dergelijke Hand. 11:2.

Ac 11.2

59) die uit de besnijdenis

Dat is, de Joden, die tot den Christelijken godsdienst bekeerd waren, en nog het onderscheid der spijzen onderhielden, volgens de wet der ceremoni‰n, van de afdoening derzelve nog niet ten volle onderricht zijnde.

Colossians 4:11

22) Justus,

Van dezen zie Hand. 18:7.

Ac 18.7

23) welke uit de besnijdenis

Dat is, uit de Joden.

24) deze alleen zijn

Namelijk uit de Joden; want uit de Grieken waren er veel meer, gelijk uit deze groetenis zelve blijkt; maar uit de Joden waren er velen, die Paulus wederstonden; Hand. 28:24, enz.

Ac 28.24

25) in het Koninkrijk

Dat is, in den dienst des Evangelies, waardoor het rijk Gods, zo der genade als der heerlijkheid van de profeten beloofd onder den Messias, wordt bevorderd. Zie Matth. 4:23; Mark. 4:11.

Mt 4.23 Mr 4.11
Copyright information for DutKant