Acts 20:7
14) eersten [dag] Grieks enen. Zie Gen. 1:5; Matth. 28:1; en vergelijk daarmede 1 Cor. 16:2, welke dag de dag des Heeren genaamd wordt, Openb. 1:10. Ge 1.5 Mt 28.1 1Co 16.2 Re 1.10 15) der week, als Grieks der sabbaten. Zie Matth. 28:1; Luk. 18:12. Mt 28.1 Lu 18.12 16) om brood te breken, Dat is om met elkander te eten, en het Avondmaal des Heeren te houden. Zie Hand. 2:42,46; 1 Cor. 11:20,21,22. Ac 2.42,46 1Co 11.20,21,22 17) handelde Paulus Namelijk van de leer des Evangelies. 1 Corinthians 16:2
6) eersten [dag] Gr. enen. Hebr. Zie dergelijke wijze van spreken Gen. 1:5; Dan. 9:1. Zie ook Matth. 28:1; Mark. 16:9; Luk. 24:1. Ge 1.5 Da 9.1 Mt 28.1 Mr 16.9 Lu 24.1 7) der week, legge Gr. der sabbaten, waardoor de gehele week dikwijls wordt genoemd. Zie Mark. 16:9; Joh. 20:1. Deze eerste dag wordt van Johannes genaamd des Heeren dag, Openb. 1:10, omdat de Heere Christus op dien dag van de doden is opgestaan. Op dezen dag plegen de apostelen hunne vergaderingen te houden; Joh. 20:19,26; Hand. 20:7. Mr 16.9 Joh 20.1 Re 1.10 Joh 20.19,26 Ac 20.7 8) een iegenlijk van u Namelijk lidmaat uwer gemeente, die enige middelen heeft. 9) [iets] bij zichzelven Namelijk om tot de nooddruft der armen gegeven te worden. Want altemet wat weg te leggen, bezwaart zozeer niet, en veel kleine maken een grote. 10) vergaderende een schat, Dat is, alzo mettertijd gelijk een schat bijeenbrengende. Of, verzekerd zijnde dat gij u daarmede een schat zult vergaderen in den hemel; Matth. 6:20. Mt 6.20 11) welvaren verkregen Het Griekse woord betekent eigenlijk een goeden weg of reis hebben, gelijk Rom. 1:10, en wordt bij gelijkenis voor allerlei voorspoed genomen. Elkeen moet dan geven naar dat hem de Heere gezegend heeft; 2 Cor. 8:12. Ro 1.10 2Co 8.12 12) alsdan niet [eerst] Namelijk hetwelk alsdan inderhaast zo bekwamelijk en vruchtbaar voor de armen niet zal kunnen geschieden.
Copyright information for
DutKant