Acts 9:17

25) de handen op

Namelijk tot een teken dat de Heere hem in zijn goddelijk beroep door den Heiligen Geest buitengewoon zou versterken en hem van zijn blindheid genezen; Mark. 16:18. Zie Hand. 6:6.

Mr 16.18 Ac 6.6

26) verschenen is

Of, van u gezien is. Want dat Christus ook in deze openbaring van Paulus gezien is, blijk Hand. 9:27, en Hand. 22:14; of nu dit geschied is door een gezicht des geestes alleen, gelijk Hand. 22:17, of met de ogen des lichaams, eer hij van dit licht verblind werd, wordt niet gezegd. Doch al ware het dat hij hem gezien had met de ogen des lichaams, zo volgt daar niet uit dat het lichaam van Christus op de aarde zou nedergedaald zijn; want dat strijdt tegen Hand. 3:21, en God kon het gezicht van Paulus alzo wel versterken, dat hij Christus in den geopenden hemel kon zien, gelijk hij gedaan heeft het gezicht van Stefanus, Hand. 7:56.

Ac 9.27 22.14,17 3.21 7.56

Galatians 1:1

1) een apostel,

Zie van dit woord, Luk. 6:13.

Lu 6.13

2) niet van mensen,

Namelijk die bloot mensen, of niet dan mensen zijn. Deze beschrijving doet de apostel daarbij, om zijn apostolische beroeping en gezag staande te houden tegen de lasteringen der valse apostelen, die zeiden dat hij niet wettiglijk tot het apostelschap was beroepen. Want er zijn twee‰rlei wettige beroepingen tot den dienst des Woords; een die gewoon is, welke wel van God geschiedt, maar door mensen, de orde Gods daarin volgende: zodanige is de beroeping van de gewone dienaren des Woords. En er is ene beroeping, die zonder dienst der mensen van God zelf, of van den Heere Christus geschiedt; zodanig is geweest de beroeping der profeten in het Oude Testament, en der apostelen in het Nieuwe Testament. Deze beroeping is buitengewoon, en altijd vergezelschapt met de gave van niet te kunnen dwalen in het leren, 2 Petr. 1:21; Joh. 16:13. Dat de apostel Paulus door zulke een extra-ordinaire beroeping geroepen is, wordt klaarlijk beschreven Hand. 9:22.

2Pe 1.21 Joh 16.13 Ac 9.22

3) Die Hem uit

En daarmede openlijk heeft betoond dat Hij de eigen Zoon Gods was. Zie Hand. 13:32; Rom. 1:4.

Ac 13.32 Ro 1.4

Galatians 1:12

35) niet van een mens

De apostel wil daarmede niet verwerpen de onderwijzing in de leer des Evangelies, die door mensen gewoonlijk geschiedt, 2 Tim. 3:15; maar wil zeggen dat hij als een apostel op zulke gewone wijze deze leer niet heeft ontvangen, maar door een extra-ordinaire openbaring en onderwijzing van Christus zelven. Zie Hand. 9:3; 1 Cor. 15:8, en 2 Cor. 12.

2Ti 3.15 Ac 9.3 1Co 15.8
Copyright information for DutKant