Amos 1:1
1) woorden van Amos, Of, zaken, dingen. 2) veeherderen was Zie Amos 7:14; het Hebr. woord staat ook in 2 Kon. 3:4, alwaar het van den Moabietischen koning gebruikt wordt, voor een veehandelaar. Am 7.14 2Ki 3.4 3) Thekoa, Zie 2 Sam. 14:2. 2Sa 14.2 4) gezien heeft over Isral, Dat is, die hem door gezichten van God zijn geopenbaard; alzo Micha 1:1; zie Ezech. 13:3, enz. Mic 1.1 Eze 13.3 5) Uzzia, Hieruit blijkt dat deze profeet tenzelfden tijde ook geprofeteerd heeft als als Hosea; zie Hos. 1;1. 6) de aardbeving. Verg. Zach. 14:5. De Joden geloven dat deze aardbevibg geschied is ten tijde als Uzzia met melaatsheid van God gestraft werd, omdat hij trad in het ambt der priesters, 2 Kron. 26:19. Anderen menen dat zij geschied is na de dood van dezen Jerobeam, voor de verschrikkelijke samenzweringen en moorderijen, die daarna in Isral [inzonderheid onder de groten] gevolgd zijn, en van den profeet Hosea dikwijls vermeld worden. Zec 14.5 2Ch 26.19
Copyright information for
DutKant