Amos 5:23

60) getier uwer liederen van Mij weg;

Het Hebr. woord betekent allerlei gedruis, en ook menigte, overvloed. Het zingen en spelen was mede van God te dien tijde in zijne uiterlijken dienst ingesteld, maar van hen [als de rest] verdorven door huichelarij en goddeloosheid, en voornamelijk door die snode afgoderij, bij welke zij hun gezang gebruikten. Zie Amos 8: 3.

Am 8.3

61) luiten

Anders: harpen.

62) spel

Of, melodie, gezang.

Amos 8:10

32) zak,

Zie Gen. 37:34, en verg. Jes. 15:3; Jer. 48:37; Ezech. 7:18, enz.

Ge 37.34 Isa 15.3 Jer 48.37 Eze 7.18

33) kaalheid brengen;

Zie Jer. 16:6.

Jer 16.6

34) [land]

Dat is, Ik zal maken, dat de inwoners van het land over mijne plagen zo bitterlijk zullen treuren, gelijk ouders over den dood van een lieven enigen zoon plegen te doen. Zie Jer. 6:26; Zach. 12:10.

Jer 6.26 Zec 12.10

35) deszelfs einde

Te weten, van het land, zal Ik stellen, maken, enz. Of aldus: Deszelfs einde [Hebr. achterste, uiterste, laatste. Zie Ps. 37:37], [zal zijn] als een bittere dag.

Ps 37.37
Copyright information for DutKant