Amos 6:4

15) elpenbenen bedsteden,

Hebr. tands. Zie 1 Kon. 10:18. Verg. de beschrijving der koninklijke pracht, Esth. 1:6.

1Ki 10.18 Es 1.6

16) weelderig zijn

Of, overdadig, overvloedig. Anders: die zich weeldelijk uitstrekken, uitbreiden, [gelijk een weelderige wijnstok. Ezech. 17:6], alzo in Amos 6:7.

Eze 17.6 Am 6.7

17) lammeren van de kudde,

Te weten, de beste, uit het volgende.

18) midden van den meststal.

Kiezende de vetste, uit de plaats waar men gewoon was te mesten.

Copyright information for DutKant