Amos 9:13

51) zaadzaaier genaken zal;

Hebr. trekt, of dien die het zaad trekt, of voortstrekt; dat is, al trekkende in de aarde werpt, of uit den zak trekt, haalt om te zaaien; zie Ps. 126:6. De zin is: Daar zal overvloed van alles zijn. Zie Lev. 26:5, waardoor de rijkdom en overvloed der geestelijke genade en zegeningen onder het rijk van Christus wordt afgebeeld. Verg. Hos. 2:14,20,21, met de aantekening.

Ps 126.6 Le 26.5 Ho 2.15,21,22

52) bergen zullen van zoeten wijn druipen,

Zie Joel 3:18.

Joe 3.18

53) smelten.

Dat is, zullen schijnen te smelten, door het overvloedig uitgeven van wijn, melk, olie, enz., alsof zij daarvan vloeiden.

Copyright information for DutKant