Daniel 4:13

33) Ik zag [verder]

Chaldeeuws, ik was ziende, alzo ook Dan. 4:10.

Da 4.10

34) een wachter,

Aldus noemt hij den engel, die hem verschenen is. De engelen worden daarom wachters of wakers genoemd, omdat zij met geen slaap bevangen worden, gelijk wel de mensen, die met vlees en bloed beladen zijn. II. Omdat zij zonder opgehouden altoos op den dienst van God en de bewaring zijner kinderen passen; ten welken aanzien hun vele ogen worden toegeschreven, Ezech. 1. Zie Ps. 91:11, en Ps. 103:20.

Ps 91.11 103.20

35) een heilige,

Dit wordt hier bijgevoegd tot onderscheiding van de kwade engelen.

36) kwam af van den hemel,

Te weten van God gezonden zijnde.

Daniel 10:13

37) de vorst des koninkrijks van Perzie

Dat is, naar sommiger gevoelen een kwade engel. Vergelijk Ef. 6:12. Doch anderen verstaan door dezen vorst Cambyzes, die in het afwezen van zijnen vader het rijk regeerde, terwijl zijn vader Cyrus in andere landen krijg voerde.

Eph 6.12

38) stond tegenover Mij

Dat is, hij stond tegen mij, en ik heb hem tegenstand gedaan, dewijl hij kwade aanslagen tegen uw volk voorhad, namelijk tot verhindering van den bouw der stad en van den tempel, hetwelk God voor een korten tijd heeft toegelaten, om zijn volk des te meer tot ijver in het gebed op te scherpen en tot rechte boetvaardigheid.

39) een en twintig dagen;

Dat is, drie weken lang. Zie boven Dan. 10:2,3. De zin is, dat is de oorzaak waarom ik niet eer tot u gekomen ben, gelijk ik gedaan zou hebben indien ik hierdoor niet ware verhinderd geweest.

Da 10.2,3

40) Michael,

Enigen verstaan door Michael den Heere Christus zelf, die zijne dienaars bijstaat en hun kracht en sterkte geeft. Anderen menen dat Michael de naam van een aartsengel is, betekenende, wie is gelijk God? Daarom houden verscheidenen Michael voor een geschapen engel, omdat hier staat: Een van de eerste vorsten, en verklaren dat aldus: Een van de engelen, die tot vorsten gesteld zijn over de volken, hetwelk op Christus niet past, die het hoofd van de engelen is.

Ephesians 1:21

60) Verre boven

Deze titels worden niet alleen den oversten en machten in deze wereld gegeven, maar ook den engelen in den hemel, Col. 1:16; boven alle welken Christus, zelfs naar Zijn menselijke natuur, ver is verheven.

Col 1.16

61) allen naam,

Namelijk van hoogheid en heerlijkheid.

62) in de toekomende;

Dit verstaan sommigen van het rijk der hemelen of van den staat der hemelse schepselen; doch dewijl deze staat nu ook tegenwoordig is, zo wordt het beter genomen voor den staat aller schepselen ook na de voleinding dezer wereld, wanneer de gelovigen zullen verheerlijkt worden, en Christus nochtans, ook naar zijn menselijke natuur, als het Hoofd, ver boven alle schepselen zal verheven blijven. Zie Luk. 1:32,33; Openb. 5:13, en doorgaans.

Lu 1.32,33 Re 5.13

Colossians 1:16

34) door Hem zijn

Grieks in Hem; dat is, door Hem als een medewerker des Vaders, gelijk aan het einde van Col. 1:16 verklaard wordt. Zie ook Joh. 1:3, en Joh. 5:19.

Col 1.16 Joh 1.3 5.19

35) tronen, hetzij

Deze namen worden hier den engelen in den hemel gegeven, omdat God hen als koningen, [welken eigenlijk de tronen toekomen] prinsen, overheden en machtigen dikmaals gebruikt in het regeren van landen en koninkrijken, gelijk bij Dani‰l, Zacharias en andere profeten te zien is. Zie ook Ef. 1:21, en Ef. 3:10.

Eph 1.21 3.10

36) tot Hem geschapen;

Dat is, om Zijnentwil, opdat Hij een erfgenaam en Heere zou zijn ook van al dezen. Zie Hebr. 1:2. Of, tot Zijne eer, gelijk tot de eer des Vaders en des Heiligen Geestes. Zie Joh. 5:23; Rom. 11:36.

Heb 1.2 Joh 5.23 Ro 11.36

1 Peter 1:12

40) dat zij niet zichzelven,

De apostel spreekt hier van de zaak zelf, namelijk van Christus' komst in het vlees, Zijn lijden en Zijn heerlijkheid, gelijk in 1 Petr. 1:11 is uitgedrukt, niet van de vruchten en werkingen derzelve in ons, die de gelovigen van het Oude Testament zowel als wij hebben ontvangen, gelijk hiervoor meermalen in aangewezen.

1Pe 1.11

41) Die van den hemel

Namelijk op den Pinksterdag naar de profetie van Jo‰l; Jo‰l. 2:28; Hand. 2:4,16,17.

Joe 2.28 Ac 2.4,16,17

42) in welke dingen

Namelijk waarvan hij in 1 Petr. 1:12 en in 1 Petr. 1:11 heeft gesproken.

1Pe 1.12,11

43) de engelen

Namelijk vanwege de verwondering en het vermaak, dat zij hebben in het erkennen van Gods veelvoudige wijsheid, die Hij gebruikt in het werk onzer verlossing en in de uitdeling Zijner genade over de gemeente, gelijk Paulus verklaart Ef. 3:10; en de apostel schijnt hier te zien op het voorbeeld van de ark des verbonds, waarover twee cherubijnen met uitgestrekte vleugels en gebogen hoofden naar den genadestoel of het verzoendeksel gedurig zagen. Zie Exod. 25:20; Hebr. 9:5.

Eph 3.10 Ex 25.20 Heb 9.5
Copyright information for DutKant