‏ Daniel 7

1) het eerste jaar van Belsazar,

In Dan. 7: wordt voorgesteld dezelfde profetie van de vier monarchie‰n [doch met een ander gezicht] die in Dan. 2: voorgedragen is.

2) zag Dani‰l een droom,

Tot hiertoe zijn verhaald de gezichten, die de koningen van Babel gehad hebben, welke Dani‰l heeft uitgelegd; nu volgen de gezichten, die Dani‰l zelf gehad heeft.

3) schreef hij dien droom,

Opdat hij nimmermeer in vergeting komen zou, want dit werd Dani‰l niet voor zichzelven geopenbaard, maar tot stichting en onderwijzing der ganse gemeente.

4) hij zeide

Welverstaande, eerst tot de Joden, doch tot dienst van de kerk, zo van het Oude als van het Nieuwe Testament.

5) de hoofdsom

Chaldeeuws, het hoofd.

6) der zaken.

Of, der woorden, te weten die hij in dat gezicht gezien of gehoord had.

7) de vier winden des hemels braken voort

Een voorbeeld van krijg en oorlog, dat namelijk het ene koninkrijk tegen het andere zou opstaan, het ene zoekende het andere te onderdrukken en te verdelgen, hetwelk alles niet bij geval geschiedt, maar gelijk God de Heere zulks in zijn raad besloten en verordineerd had.

8) op de grote zee.

Dat is, op de aarde, in deze wereld. De zin is dat de wereld zijn zal als een onstuimige zee, die met verscheidene winden [tegen elkander aanstotende] zou beroerd worden, alsof al de wolken en winden tezamen tegen elkander aanliepen, alles in roer stellende. Zie Openb. 17:1,15.

Re 17.1,15
9) vier grote dieren op

De vier monarchie‰n worden betekend door de grote dieren, Dan. 7:17, gelijk ook door het grote beeld, Dan. 2. De grote koninkrijken of monarchie‰n worden bij felle beesten vergeleken, omdat gemeenlijk grote rijken grote wreedheid aanrichten, met moorden, branden, roven en andere wreedheden en ongeregeldheden. Vergelijk Jes. 5:29.

Da 7.17 Isa 5.29

10) uit de zee,

Dat is uit de aarde, in de wereld, die groot, wijd en breed is, en nimmermeer stil, maar altijd woelende, gelijk de onstuimige zee. Daar geschiedt nimmermeer verandering van rijken en landen, dan met grote beroerten en bloedstortingen.

11) het ene van het andere

Chaldeeuws, die van die.

12) verscheiden.

Te weten in de manier van regering en andere dingen meer, gelijk dit ook is afgebeeld geworden door de verscheidene soorten van metalen in de beeltenis, die Nebukadnezar is vertoond geworden, Dan. 2.

13) als een leeuw,

Hierdoor wordt de moed, dapperheid en roofgierigheid der Babylonische monarchie afgebeeld, inzonderheid van Nebukadnezar den Grote, die Dan. 2: bij een gouden hoofd, en Dan. 4: bij een groten boom vergeleken wordt. Zie deze gelijkenis ook Jes. 5:29, en Jer. 4:7. Vergelijk ook Nah. 2:11,12.

Isa 5.29 Jer 4.7 Na 2.11,12

14) het had arendsvleugelen;

Hiermede werd afgebeeld Nebukadnezars snelheid in den krijg. Zie Jes. 5:26; Jer. 4:13, en Jer. 48:40; Ezech. 17:3; Hab. 1:8.

Isa 5.26 Jer 4.13 48.40 Eze 17.3 Hab 1.8

15) zijn vleugelen uitgeplukt waren,

Dat is, landen en steden, de macht en heerlijkheid des rijks, door de Meden en Perzen hem afgenomen werden, gelijk Jer. 50:21 voorzegd was. Anderen verstaan door de vleugels den moed en de dapperheid der Babyloni‰rs, die alle andere nati‰n in moed en dapperheid plachten te overtreffen.

Jer 50.21

16) het werd van de aarde opgeheven,

Dat is, zijne macht, heerschappij en gebied [waardoor het zich boven alle andere mensen verhief] werd hem benomen. Want de Assyri‰rs en Chalde‰n zijn niet ten enenmale uit de aarde uitgeroeid. Anders: met welke het van de aarde opgeheven werd.

17) op de voeten gesteld,

Dat is, de Chalde‰n, die tevoren als met arendsvleugelen hoog in de lucht vlogen en alle andere nati‰n verachtten, moesten daarna als andere gemene lieden op de aarde gaan, ja anderen dienen, niet meer zijnde als leeuwen, maar als andere bijzondere personen, van hunne macht beroofd zijnde.

18) als een mens,

Dat is, als andere mensen, die geen heerschappij noch gebied over land en lieden hadden.

19) aan hetzelve

Te weten dier, dat is, den Chalde‰n en Babyloni‰rs, als zij nu bloot en zonder vederen waren.

20) eens mensen hart

Dat is een versaagd hart, als van een arm verslagen mensenhart, inplaats van een onversaagd leeuwenhart. Xenophon getuigt dat Cores den Babyloni‰rs de wapenen heeft doen afleggen, het land doen bouwen, belasting doen betalen en de Perzen doen eren en gehoorzamen, gelijk hunne heren, en derzelve garnizoenen hunne soldijen betalen. Vergelijk Jer. 51:30.

Jer 51.30

21) gegeven.

Te weten van God.

22) het andere dier,

Dat is, een ander dier dan het Chaldeeuwse bij een leeuw vergeleken, Dan. 7;14, namelijk de monarchie der Perzen, die straks de Chaldeeuwse monarchie gevolgd is; bij zilver vergeleken, Dan. 2:32.

Da 2.32

23) een beer,

Hiermede wordt het rijk der Perzen afgebeeld, omdat zij wreed, woest, wild, gruwzaam en verschrikkelijk waren, gelijk de wilde woudberen, niet van zulken hogen en edelen aard als de leeuw, Dan. 7:4. Zie boven Dan. 2:39. Doch de Heere heeft hunne wreedheid bedwongen, ten aanzien van zijn volk.

Da 7.4 2.39

24) stelde zich aan de ene zijde,

Dat is, het Perzische rijk heeft eerst aan de ene zijde der wereld begonnen, te weten in het oosten, zijnde klein in het eerst, besloten tussen zijn bergen, een natie die niet zeer groot geacht was. Evenwel slokte hij het eerst de Meden in, daarna ook de Babyloni‰rs, en maakte er ‚‚ne heerschappij van. Anders: hetwelk ene heerschappij heeft opgericht.

25) drie ribben in zijn muil tussen zijn tanden;

Dat is, naar de uitlegging van enigen, drie grote tanden, als ribben. Sommigen verstaan door deze drie ribben die volken, die van de Perzen aan het westen, noorden en zuiden, zijn ondergebracht, Dan. 8:4; ja die zij als verscheurd en verslonden hebben door hun grote krijgsmacht. Sommigen menen dat door deze drie ribben betekend worden de overgrote wreedheid van dit dier, namelijk der Perzische monarchie.

Da 8.4

26) men zeide aldus tot hetzelve:

De zin is dat God de Perzen, door zijn heimelijken raad daartoe verwekt en gedreven heeft, dat zij vele volken door krijgsmacht dwingen en ten onderbrengen zouden. Vergelijk Jes. 21:2. Chaldeeuws, en zij zeiden, te weten de engelen, door het bevel van God.

Isa 21.2

27) eet veel vlees.

Hiermede wordt aangewezen de grote wreedheid en bloeddorstigheid der Perzen, hetwelk Thomyris, de koningin van Scyti‰, den koning Cyrus verweten heeft, toen zij hem in een veldslag overwonnen en zijn hoofd afgehouwen en in een kuip vol mensenbloed gestoken hebbende, overluid riep: Verzadig u nu met bloed, daar gij zozeer naar gedorst hebt. Justin. lib. 3, en Oros. lib. 2.

28) zag ik,

Dit is, mij werd in een gezicht gewezen.

29) een ander [dier,]

Namelijk de monarchie van Alexander den Grote, of het Macedonischer, of het Griekse rijk of monarchie.

30) een luipaard,

De pardus of pardel is listig en snel, Jer. 5:6; Hos. 13:7; Hab. 1:8. Alzo waren de aanslagen van den koning Alexander den Grote listig, en hij was snel en moedig in het innemen van landen en steden.

Jer 5.6 Ho 13.7 Hab 1.8

31) vier vleugels eens vogels op zijn rug;

Hiermede wordt ook te kennen gegeven de snelle voorgang van Alexander den Grote. Vergelijk Dan. 8:5. Doch sommigen verstaan door de vier vleugelen op den rug de vier vorsten, die na den dood van Alexander zijne rijken onder zich verdeeld hebben, Dan. 8:8.

Da 8.5,8

32) vier hoofden,

Deze vier hoofden betekenen ook de verdeling der monarchie van Alexander, onder vier voorname heren of hoofden van zijn leger, die, nadat zij lang met elkander om de heerschappijen gestreden hadden, zo hebben zij eindelijk dezelve onder zich verdeeld, alzo dat Seleucus voor zijn deel heeft gekregen Groot-Azi‰; Antigonus Klein-Azi‰; Cassander, [welke Antipater opgevolgd is] is geworden koning van Macedoni‰; Ptolemoeus, de zoon van Lagus, heeft Egypte tot zijn deel gekregen.

33) hetzelve werd de heerschappij gegeven.

Te weten Alexander de Grote werd van God de heerschappij gegeven, alzo dat hij met kleine legers zeer grote overwonnen heeft.

34) het vierde dier

Enigen verstaan hier door het vierde dier de monarchie der Romeinen, en passen daarop al hetgeen in Dan. 7: van het vierde dier gezegd wordt. Maar anderen duiden het op het rijk der Seleuciden en Lagiden, die de rijken van Alexander den Grote onder zich verdeeld en lange jaren ingehouden hebben, zij en hunne nakomelingen, die de Joden zeer jammerlijk geplaagd hebben, gelijk in de historie der Machabe‰n te lezen is.

35) was schrikkelijk en gruwelijk,

Doordien het alle omliggende nati‰n groten schrikk en bangheid, schade en verderf heeft aangebracht, hetwelk waarachtig is zo van de Romeinen als van de Seleuciden inzonderheid Antiochus Epifanes.

36) grote ijzeren tanden,

Dat is, grote veldlegers en machtige oversten, mitsgaders allerlei krijgsinstrumenten en gereedschap. Zie boven Dan. 2:40, daar wordt het genoemd hard als ijzer.

Da 2.40

37) vertrad

De zin is: Die het niet ten enenmale verscheurde, die beschadigde het ten hoogste, en bracht hen onder zijne voeten en maakte hen dienstbaar.

38) het was verscheiden van al de dieren,

Het kon vanwege zijne wreedheid en grootheid, noch met de vorige, noch met enig ander dier vergeleken worden, daarom geeft het de profeet hier geen naam. Die dit op het Romeinse rijk duiden, verstaan het woord verscheiden, van de verscheidene wijzen op welke het Romeinse rijk werd geregeerd, eerst door koningen, daarna door consuls, daarna door tienmannen, daarna wederom door consuls; ten laatste door cesars of keizers.

39) tien hoornen.

Sommigen, die dit van het Romeinse rijk verstaan, nemen tien voor velen, gelijk Gen. 31:41. Anderen verstaan precies tien koningen, of rijken, of provinci‰n, omdat het Romeinse rijk verscheidene koningen gehad, en ook verscheidene koninkrijken onder zich gebracht heeft; of, gelijk sommigen, omdat het Romeinse rijk daarna in verscheidene bijzondere koninkrijken is verdeeld. Anderen duiden het op de Seleuciden, en noemen tien koningen [nochtans eensdeel uit de Lagiden, anderdeels uit de Seleuciden] die elkander gevolgd zijn en de Joodse kerk zeer geplaagd hebben. Zij worden met recht bij horens vergeleken, omdat gelijk de gehoornde beesten andere beesten of mensen met hunne hoornen aanlopen, stoten en kwetsen, alzo hebben ook die koningen vele mensen, inzonderheid Gods kerk, veel leed gedaan.

Ge 31.41
40) Ik nam acht op de hoornen,

Alzo betaamt het ons ook op deze profetie‰n wel te letten, opdat wij ze mogen verstaan. Vergelijk Matth. 24:15.

Mt 24.15

41) een andere kleine hoorn kwam op tussen dezelve,

Anders: de laatste hoorn die klein was. Velen verstaan door dezen kleinen hoorn den Roomsen Antichrist, die, bij de scheuring van het Romeinse rijk van kleine beginselen is opgekomen, en zulks alles gedaan heeft, gelijk hier en Dan. 7:24,25 voorzegd wordt. Anderen verstaan Antiochus Epifanes, die de geringste onder die hoornen, dat is koningen was. Zie onder Dan. 11:21. Enigen verstaan den Turk, enz.

Da 7.24,25 11.21

42) in dienzelven hoorn waren ogen als mensenogen,

Versta dit alzo dat degenen, die door dezen hoorn beduid wordt, zich, zoveel den uitwendigen schijn belangt, zeer beleefdelijk heeft weten aan te stellen, maar dat hij inderdaad een geveinsde boef was.

43) een mond,

Lasterlijke en smadelijke redenen tegen God en zijn heilige kerk. Zie onder Dan. 7:25.

Da 7.25
44) totdat er tronen gezet werden,

Dat is, totdat de tijd gekomen was, dat God gericht over die tirannen gehouden, hen gestraft en zijn volk van hunne tirannie verlost heeft. Anders: totdat zij [te weten de engelen] de tronen [te weten van de koningen der aarde] hebben henengeworpen. Anderen nemen het in dezen zin: Totdat die koningen hunne tronen, of koninklijke stoelen, verlatende, voor God weken, toen God nakende was ten gericht, totdat Hij zijn troon boven alle andere zou oprichten.

45) de Oude van dagen Zich zette,

Dit is ene omschrijving van den eeuwigen waren God, die v¢¢r alle eeuwigheid geweest is, nu is, en in alle eeuwigheid zijn zal; alzo ook Dan. 7:13,22.

Da 7.13,22

46) wit was als de sneeuw,

Koningen en vorsten droegen eertijds witte klederen; zie Gen. 41:42, en Esth. 8:15. Zodat het hier betekent de majesteit van God.

Ge 41.42 Es 8.15

47) als zuivere wol;

Afbeeldende de reinheid Gods. Vergelijk Ps. 51:6; Rom. 3:4.

Ps 51.4 Ro 3.4

48) Zijn troon

Eigenlijk te spreken heeft God noch troon, noch stoel, en wordt Hij met geen raderen voortgetrokken; maar het heeft Hem belieft zich zijnen profeten in verscheidene gedaanten te vertonen, om hun enig bewijs zijner tegenwoordigheid te geven.

49) vuurvonken,

Of, vuurspranken, afbeeldende den toorn en het strenge gericht van God. Want gelijk het vuur alles verslindt, alzo is ook God een verterend vuur voor de goddelozen.

50) Een vurige rivier vloeide,

Of, ene rivier van vuur. Dit betekent de grootheid en strengheid der oordelen Gods, om alle vijanden snellijk en met geweld te overrompelen en te verteren. Gelijk niemand den loop der rivier kan afstoppen of ophouden, maar men moet ze haren gang laten gaan; alzo is er geen creatuur zo machtig, die de oordelen Gods kan ophouden of verhinderen. Vergelijk Ps. 50:3, en Ps. 97:3.

Ps 50.3 97.3

51) van voor Hem uit,

Of, van zijne tegenwoordigheid; te weten van de tegenwoordigheid van den Rechter, die op den troon zat.

52) duizendmaal duizenden dienden Hem,

Vergelijk 2 Kon. 6:17; Ps. 34:8, en Ps. 68:18; Matth. 26:53; Hebr. 12:22; Openb. 5:11; een zeker getal wordt gezet voor een ontelbaar groot getal.

2Ki 6.17 Ps 34.7 68.17 Mt 26.53 Heb 12.22 Re 5.11

53) tien duizendmaal tien duizenden stonden voor Hem;

Dit getal is honderdmaal groter dan het vorige. Het getal der engelen is voor ons ontelbaar. Zie Hebr. 12:22.

Heb 12.22

54) stonden voor Hem;

Passende op zijn dienst. Zie Ps. 103:20.

Ps 103.20

55) het gericht zette zich,

Dat is, de Rechter, te weten die heilige engelen. Zie Dan. 4:17. Versta ook, de gelovigen met hun Hoofd Christus. Zie onder Dan. 7:22; Ps. 50:6.

Da 4.17 7.22 Ps 50.6

56) de boeken werden geopend.

Dat is, alles werd nauw onderzocht, wat tot beschuldiging en ontschuldiging kon bijgebracht worden; opdat men daaruit nam wat die vervolgers aan het volk Gods begaan hadden, om daaruit een vonnis te scheppen, menselijkerwijze gesproken. Zie Ps. 139:16; Openb. 20:12. Enigen verstaan hier door de boeken eens ieders conscientie.

Ps 139.16 Re 20.12
57) Toen zag ik toe

Dat is, mijne gedachten waren nog denkende op dat gezicht, dat mij vertoond was.

58) vanwege de stem der grote woorden,

Dat is, vanwege de gruwelijke godslasteringen en smaadwoorden, die hij tegen God en de kerk uitspreken zou.

59) totdat het dier gedood,

Dat is, totdat de macht dezer koningen, mitsgaders hun rijk teniet gebracht was.

60) zijn lichaam verdaan werd,

Dat is, totdat het koninkrijk dezer koningen geen koninkrijk meer was.

61) om van het vuur verbrand te worden.

Chaldeeuws, tot de verbranding van het vuur.

62) Aangaande ook de overige dieren,

Daar is Dan. 7:11 gesproken van den ondergang van het vierde rijk; in Dan. 7:12 spreekt de profeet van den ondergang van het overblijfsel der andere rijken.

Da 7.11,12

63) men nam hun heerschappij weg,

Dat is, de overblijfsels der voorverhaalde drie rijken zijn met dit vierde rijk ook vervallen.

64) want verlenging van het leven

Dit is de reden, waarom die rijken niet eerder zijn tenondergegaan dan met het vierde rijk.

65) gegeven

Te weten van God.

66) tot tijd en stonde toe.

Zie boven Dan. 2:21.

Da 2.21
67) zag ik in de nachtgezichten,

Met deze herhaling geeft Dani‰l te kennen, dat hij nauw gelet heeft op hetgeen hem God openbaarde.

68) daar kwam Een met de wolken des hemels,

Om, nadat Hij op aarde de verborgenheid onzer zaligheid zou verricht hebben, ten hemel opgenomen te worden tot zijnen Vader, en aan zijne rechterhand te zitten, te regeren en te oordelen de levenden en de doden.

69) als eens mensen zoon,

Hierdoor werd de Messias of Christus afgebeeld, gelijk Openb. 1:13, die in het vlees verschijnen zou, maar nog niet verschenen was. Zie Gal. 4:4. En merk, dat hier in den Chaldeeuwsen tekst een woord staat, hetwelk betekent een broos en krank mens, betekenende dat Christus de menselijke natuur met al hare krankheden zou aannemen, de zonde uitgenomen.

Re 1.13 Ga 4.4

70) Hij kwam tot den Oude van dagen,

Of, daarna kwam Hij. De zin is dat Christus, volbracht hebbende het werk onzer verlossing, tot zijn hemelsen Vader ten hemel is opgevaren. Vergelijk hiermede Joh. 16:16,28, en Hand. 1:9.

Joh 16.16,28 Ac 1.9

71) zij deden Hem voor Denzelven naderen.

Te weten de heilige engelen Gods. Te weten om te zitten ter rechterhand zijns Vaders, en van Hem te ontvangen eer, heerlijkheid en heerschappij over alles wat genaamd mag worden, gelijk Dan. 7:14, gezegd wordt. Zie ook Hand. 2:34,36; Ef. 1:20; Filipp. 2:9.

Da 7.14 Ac 2.34,36 Eph 1.20 Php 2.9
72) Hem werd gegeven heerschappij,

Te weten Christus, als Middelaar, is van den Vader gegeven, enz. Vergelijk dit met Matth. 28:18; Hand. 2:33,34,36; Hebr. 1:3,4.

Mt 28.18 Ac 2.33,34,36 Heb 1.3,4

73) het Koninkrijk,

Niet een werelds koninkrijk om lichamelijk op aarde te regeren; maar een geestelijk koninkrijk, opdat Hij heerse in het midden zijner vijanden, zo door de krachtige predikatie van het Evangelie in de harten der uitverkorenen, als door het bedwingen der verworpenen, die de uitverkorenen, Christus belijdende, vervolgen. Vergelijk Ps. 110.

74) alle volken, natien en tongen eren zouden;

Niet allen hoofd voor hoofd, maar uit alle volken, nati‰n en tongen der ganse wereld, een grote menigte; en aangaande zijne vijanden, zal Hij verheerlijkt worden door derzelver rechtvaardige straf. Ten dezen aanzien komt Christus met recht toe, ja Christus alleen en geen schepselen, de titel van Koning der koningen en Heere der heren. Vergelijk Ps. 2:8; Ef. 1:21,22; Filipp. 2:9,10,11; Openb. 19:16.

Ps 2.8 Eph 1.21,22 Php 2.9,10,11 Re 19.16

75) die niet vergaan zal,

Of, die niet weggenomen zal worden.

76) zal niet verdorven worden.

Want, ofschoon het hier op aarde wordt bestreden en bevochten van zijne vijanden, zo zal en kan het niet uitgeroeid worden, maar het zal altijd blijven.

77) Mij, Dani‰l

Of, mij Dani‰l aangaande, mijn geest werd, enz.

78) doorstoken

Of, doorboord, doorgraven alsof mijn geest ware doorschoten geweest; namelijk, dewijl ik niet wist wat dit gezicht beduidde. Anders: beroerd, ontsteld.

79) van het lichaam,

Chaldeeuws, der schede: omdat de ziel van den mens in zijn lichaam bedekt en verborgen is, gelijk een zwaard in de schede.

80) naderde tot een dergenen,

Te weten tot een van de engelen, van wie vele duizenden waren, die voor den Heere stonden om op zijn dienst te passen, boven Dan. 7:10.

Da 7.10

81) de zekerheid over dit alles;

Of, de gewisheid, dat is, de rechte mening, het ware bericht.

82) gaf mij de uitlegging

Dit belooft Christus allen die Hem bidden, Matth. 7:7,8.

Mt 7.7,8

83) zaken te kennen.

Chaldeeuws, dezer woorden; dat is, der dingen mij in die gezichten vertoond.

84) zijn

Dat is, betekenen of zijn voorbeelden.

85) vier koningen,

Dat is, vier koninkrijken of monarchie‰n. Zie boven Dan. 7:3.

Da 7.3

86) uit de aarde

Dan. 7:3 zegt hij, uit de zee. Zie de aantekening aldaar.

Da 7.3

87) opstaan zullen.

Het ene, namelijk de monarchie der Chalde‰n, was wel alrede opgestaan, zodat de profeet zegt dat zij opstaan zouden, ten aanzien van de overblijvende drie koninkrijken.

88) der hoge [plaatsen]

Dat is, die van God verordineerd zijn tot inneming en bezitting der hogere plaatsen, dat is, der hemelen, die zij ter bestemder tijd zullen innemen en bezitten. Zodat dit is ene beschrijving der kerk, welke is ene vergadering der heiligen, tot de hoogten of tot de hoge plaats, dat is, ten eeuwigen leven behorende. Anders: de heiligen des Allerhoogsten zullen, enz. Vergelijk Openb. 1:6, en Openb. 5:10.

Re 1.6 5.10

89) dat Koninkrijk ontvangen,

Te weten dat eeuwige rijk. Dan. 7:14, het heilige en geestelijke koninkrijk van Christus op aarde, zal zo haast niet ophouden, of straks zal dat eeuwig, heerlijk en hemels koninkrijk van Christus daarop volgen boven in den hemel.

Da 7.14
90) Toen wenste ik

Dat is, toen was ik begerig om de waarheid te weten van het vierde dier, dat is aangaande het vier dier.

91) van al de andere,

Te weten van de andere drie, gelijk Dan. 7:23; zie breder tot verklaring over Dan. 7:19 de aantekening boven Dan. 7:7.

Da 7.23,19,7
92) aangaande de tien hoornen

Versta hierbij: begeerde ik de waarheid te weten.

93) aanzien

Of, gestalte.

94) groter was,

Hiermede wordt te kennen gegeven dat de Roomse Antichrist, of, gelijk anderen, Antiochus Epifanes, de andere koningen in macht en hoogheid overtreffen zou, alhoewel hun beginsel slecht geweest is, als onwettelijk tot het rijk komende, waarom hij een kleine hoorn genoemd wordt, Dan. 7:8.

Da 7.8

95) dan van zijn metgezellen.

Dat is, dan der andere hoornen, dat is koningen.

96) Ik had gezien,

In Dan. 7:21, en in Dan. 7:22, geeft Dani‰l reden, waarom hij zo begerig was om te weten de gelegenheid van dit dier en van zijn doen, namelijk omdat de kerk van dien tijd af wredelijk zou geplaagd worden, totdat de kerk Gods van hare vijanden zou gered worden.

Da 7.21,22

97) krijg voerde

Chaldeeuws, krijg maakte.

98) tegen de heiligen,

Dat is, tegen het volk Gods.

99) die overmocht,

Welke zware vervolgingen en ellenden de kerk geleden heeft en nog lijdt van den Roomsen Antichrist, is bekend; van gelijke heeft Antiochus Epifanes en andere Aziatische koningen, van welken anderen dit verstaan, gedaan aan de Joodse kerk of hen. Gods volk werd in het Joodse land, alsook die schone kerken in Azi‰ en in Afrika, zo tenonder gebracht, dat het zich liet aanzien of het met de kerk Gods ten enenmale gedaan was, en dat er geen hoop meer was dat zij het hoofd weder zou opheffen; doch dit duurde maar een korten tijd.

100) Oude van dagen

Zie boven Dan. 7:9.

Da 7.9

101) kwam,

Om zijne kerk zijne hulp te betonen. Dit is voornamelijk geschied na de predikatie van het Evangelie, als de kerk heeft begonnen het hoofd boven te krijgen, na vele verschrikkelijke vervolgingen.

102) het gericht gegeven werd

Te weten in Christus hun Hoofd, ten welken aanzien de heiligen gezegd worden te zijn richters der wereld, goedvindende en prijzende het gericht van Christus. Zie Matth. 19:28; 1 Cor. 6:2,3.

Mt 19.28 1Co 6.2,3

103) de heiligen der hoge [plaatsen,]

Zie boven Dan. 7:18.

Da 7.18

104) het Rijk bezaten.

Dat is, dat zij een naam in de wereld gekregen hadden, doordien het rijk van Christus in zijne heiligen is vermaard geworden.

105) Hij zeide aldus:

Te weten de engel, dien ik gebeden had dat hij mij die gezichten wilde verklaren, Dan. 7:16.

Da 7.16

106) het vierde rijk op aarde zijn,

Zie boven Dan. 7:7.

Da 7.7

107) dat verscheiden zal zijn van al die rijken,

Zie boven Dan. 7:7.

Da 7.7

108) de ganse aarde opeten,

Dat is, het voornaamste deel der koninkrijken, verstaande dit van het Romeinse rijk. Anders: het ganse land; te weten het ganse Joodse land, duidende dit op de Seleuciden. Vergelijk Dan. 7:21,25, en versta hier door het land, of de aarde, de inwoners, die verslonden en als opgegeten zouden worden.

Da 7.21,25

109) vertreden,

Of, dorsen.

110) uit dat koninkrijk

Zie Dan. 7:7.

Da 7.7

111) een ander

Te weten de Roomse Antichrist, of, gelijk anderen, Antiochus Epifanes, de laatste van die tien.

112) na hen opstaan;

Te weten na die koningen of hoornen.

113) die zal verscheiden zijn van de vorigen,

Te weten hoorn, of die, te weten koning, en alzo in het volgende.

114) drie koningen vernederen.

Zie boven Dan. 7:8.

Da 7.8
115) hij zal

Te weten die hoorn, of hij zal, te weten de Antichrist, of, gelijk anderen, Antiochus Epifanes, die niet alleen God zouden lasteren, maar ook wrede vervolgers van Gods volk zijn. Zie Dan. 11.

116) heiligen der hoge [plaatsen]

Gelijk boven Dan. 7:18,22.

Da 7.18,22

117) verstoren,

Of, verslijten, of afslijten, dat is, doen verouderen en vergaan, gelij klederen, die door ouderdom verslijten.

118) het zal menen

Of, hij zal onderstaan te veranderen, of het zal denken te veranderen. De zin is: Het zal zo vermetel zijn, dat het voornemen zal, of hopen en vertrouwen zal, de tijden te veranderen, enz.

119) tijden

Enigen verstaan hier door de tijden den sabbat en de andere feestdagen der Joden, als pinksteren, het feest der tabernakelen en der nieuwe maanden, enz. Zie 1 Mach. 1:49; anderen, de rekening der jaren, die door het Romeinse rijk zou veranderd worden. Hetwelk geschied is eerst door Julius Cesar, daarna door den paus Gregorius den dertiende, om alzo zijne macht over de ganse Christenheid te betonen.

120) de wet te veranderen,

Al de wetten en ceremoni‰n van Mozes af te stoten, den gansen godsdienst af te schaffen, om de heidense afgoderij in te voeren, zo men dit verstaat van Antiochus; of versta Gods wetten in het algemeen, zo men dit duidt op den Antichrist.

121) zij zullen in deszelfs hand overgegeven worden

Te weten de heiligen, opdat hij hen dode. Of, de tijden en de wet, om die te veranderen naar zijn goeddunken.

122) tot een tijd, en tijden,

Enigen verstaan hierdoor een jaar, twee jaren en een half jaar; anderen, den tijd van drie jaren en tien dagen; sommigen duizend tweehonderd zestig jaren; anderen, door een tijd, vierhonderd negentig jaren, te rekenen van de wederopbouwing tot de verwoesting van den tempel. Door tijden, een duizend vierhonderd drie en dertig jaren, van de verwoesting van den tempel tot de ontdekking van den Antichrist; door een halven tijd, honderd een en negentig jaren, van den tijd der ontdekking van de Antichrist tot zijn uitroeiing toe. Anderen hebben andere berekeningen. Vergelijk Dan. 12:7, en Openb. 12:14.

Da 12.7 Re 12.14

123) een gedeelte eens tijds.

Hiervoor staat tot verklaring Dan. 12:7 een halven tijd, of ene helft; anderen een deel van den bestemden tijd.

Da 12.7
124) het gericht zitten,

Zie boven Dan. 7:9,10,22.

Da 7.9,10,22

125) zijn heerschappij wegnemen,

Of, zij zullen hem, of hun, te weten de Romeinen, of, gelijk anderen, de Seleuciden, de heerschappij benemen, te weten die, welke God tot uitvoerders van zijn oordeel zal stellen.

126) hem verdelgende en verdoende,

Dat is, hij zal met zijn aanhang van het rijk afgestoten en verdreven worden. Anders: alzo dat zij, te weten de heerschappij, weggenomen worde.

127) tot het einde toe.

Dat is, zijn rijk en zijn aanhang zal eindelijk geheel uitgeroeid en gans teniet gebracht worden, en nimmermeer weder opstaan.

128) Maar het rijk, en de heerschappij,

Dat wordt hier gesteld tot troost der godzaligen, om hun indachtig te maken hoe het in de wereld toegaat, dat God altijd voor zijne kerk zorgdraagt, den zijnen eindelijk een zalige uitkomst gevende. Want te spreken van den toestand der monarchie‰n kon den godzaligen weinig troost aanbrengen, ten ware dat zij ook tegelijk wisten dat God zorg voor hen droeg. Zie Jes. 35:3,4.

Isa 35.3,4

129) onder den gansen hemel,

Dat is, in de ganse wereld, nadat het Evangelie allen creaturen zou gepredikt worden, Mark. 16:15.

Mr 16.15

130) zal gegeven worden

Het rijk van Christus, opgericht door de predikatie van het heilige Evangelie, zal den godzaligen gegeven of medegedeeld worden, namelijk als Christus in de harten der godzaligen bij alle nati‰n regeren zal. Dit rijk komt wel eigenlijk Christus toe, maar den gelovigen door genadige mededeling; zie 1 Cor. 1:9.

1Co 1.9

131) aan het volk der heiligen der hoge [plaatsen,]

Zie boven Dan. 7:18.

Da 7.18

132) een eeuwig Rijk zijn zal;

Het zal geen einde hebben, maar het zal eeuwig duren.

133) alle heerschappijen

Dat is, enigen van allerlei heren en heerlijkheden, die Hij daartoe verkiezen zal. Alzo staat er alle voor allerlei; 1 Tim. 2:4, en elders meer.

1Ti 2.4

134) Hem eren en gehoorzamen.

Te weten den Heere Christus.

135) Tot hiertoe is het einde dezer rede.

Dat is, hier in het einde dezer woorden, dit is hetgeen mij de engel heeft geopenbaard van den stand der kerk.

136) mijn gedachten verschrikken mij zeer,

Dat is, ik was zeer beroerd in mijzelven, namelijk overdenkende de zware vervolgingen, die de kerk Gods waren over het hoofd hangende.

137) mijn glans veranderde aan mij;

Chaldeeuws, mijne glanzen; te weten al die glans of het schoon gelaat van mijn aangezicht. De zin is: Ik werd bleek en ontsteld in mijn aangezicht. Zie boven Dan. 5:6.

Da 5.6

138) ik bewaarde dat woord

Te weten om hetzelve aan de kerk Gods getrouwelijk mede te delen.

139) in mijn hart.

Tot hiertoe, te weten van Dan. 7:4, heeft Dani‰l Chaldeeuws gesproken, omdat de boven verhaalde profetie‰n de Chalde‰n of Babyloni‰rs ook waren aangaande. Maar van hier af tot het einde van dit boek toe, spreekt hij wederom Hebreeuws, dewijl het den Heiligen Geest alzo beliefd heeft.

Da 7.4
Copyright information for DutKant