Daniel 9:26
88) na die twee en zestig weken Namelijk na de negen en zestigste week, want de zeven voorgenoemde weken moeten bij deze twee en zestig weken gevoegd worden. 89) uitgeroeid worden, Het Hebreeuwse woord betekent somtijds zoveel als een misdadiger om het leven brengen. Zie Lev. 17:4. Le 17.4 90) maar het zal niet voor Hem zelven zijn; Dat is, niet tot zijn voordeel, maar tot voordeel van zijne uitverkorenen; of niet om zijner zonden wil. Anders, doch Hij zal gene [schuld] hebben, of maar zonder zijne [misdaad]. Of, zonder enige [schuld]. Anders, en zal geen [helper] hebben. Zie Dan. 11:44. Anders, en niet meer zijn; te weten onder de mensen, opgenomen zijnde ter rechterhand des Vaders. Vergelijk Gen. 5:24. Da 11.44 Ge 5.24 91) een volk des vorsten, Dat is, het heirleger der Romeinen. 92) zijn einde zal zijn met een overstromende vloed, Te weten het einde, hetwelk de Romeinse vorst het Joodse volk zal aanbrengen. Of, het laatste dat hij het Joodse volk zal aandoen. 93) vastelijk besloten verwoestingen. De zin is: Zij zijn vastelijk besloten, en de tijd is precies bestemd, wanneer zij komen en wanneer zij ophouden zullen. Sommigen verstaan dit aldus: Totdat Gods oorlog tegen zijn volk een einde hebbe, zijn de verwoestingen precies bestemd. Matthew 23:38
45) wordt u woest gelaten. Dat is, zal verwoest worden en verwoest blijven: hetwelk omtrent veertig jaren daarna door de Romeinen geschied is. Matthew 24:15
16) gruwel der verwoesting, Dat is, het gruwelijk verwoestende leger der Romeinen, gelijk verklaard wordt Luk. 21:20. Lu 21.20 17) heilige plaats Dat is, in het heilig Joodse land rondom Jeruzalem. Luke 21:20
Romans 11:25
117) deze verborgenheid onbekend zij Dat is, deze zaak, die tot nog toe weinig bekend is geweest. 118) wijs zijt, Dat is, laatdunkend of hoogmoedig in uwe ogen; Spreuk. 3:7; Rom. 12:16. Pr 3.7 Ro 12.16 119) de verharding Dat is, de ongehoorzaamheid, gelijk Rom. 11:30,32; zie Rom. 11:7. Ro 11.30,32,7 120) voor een deel Dat is, niet van alle Joden, maar van enigen, hoewel zeer velen. Want daar is nog altijd enig overblijfsel behouden geweest, en daarna zullen zij zich met grote menigte bekeren. 121) Israel gekomen is, Dat is, het Isralietische volk, de Joden. 122) de volheid der heidenen Dat is, het volle getal, of de menigte der heidenen, en gelijk als het lichaam derzelve. Zie dergelijk Rom. 11:12. Ro 11.12 123) ingegaan zijn. Namelijk door belijdenis des Christelijken geloofs in de gemeente Gods. 2 Corinthians 3:15-16
Copyright information for
DutKant