Deuteronomy 1:7

20) het gebergte

Beginnende bij de bergen Horeb en Sina‹, en voorts strekkende noordwaarts tot aan Kades-Barnea, bij de grenzen van Se‹r en Kana„n, naar uitwijzen der kaart.

21) der Amorieten,

Hebreeuws, van den Amorieter en tot al zijne geburen; dat is, naastgelegen plaatsen.

22) in het zuiden,

Dit ziet op de palen des beloofden lands, tegen het zuiden, westen, noorden en oosten. Vergelijk Num. 34:2. Maar niettegenstaande dit bevel, zo zouden de wederspannigen evenwel in dit land niet komen; onder, Deut. 1:35. Het gebergte Libanon wordt dikwijls in de Schrift vermeld, gelegen aan de noordergrenzen van Kana„n.

Nu 34.2 De 1.35

23) Frath.

Dat is, Eufraat. Zie daarvan Gen. 2:14, en Gen. 15:18.

Ge 2.14 15.18

Joshua 10:40

38) sloeg Jozua

Dat is, hij won dat ganse land en nam het in.

39) alles wat adem had,

Dat is, al de mensen, want het vee behielden zij voor hun buit. Hebreeuws, allen adem.

40) gelijk als de HEERE,

Dit dient om Jozua en de Isra‰lieten te verontschuldigen, vanwege het ombrengen van zo grote menigte van mensen, als zij door de scherpte des zwaards vernield hebben.

Judges 1:9

13) daarna

Na de inneming van Jeruzalem.

2 Chronicles 28:18

38) Beth-semes,

Zie #2Kon. 14:11.

2Ki 14.11

39) Ajalon,

Zie boven, 2 Kron. 11:10.

2Ch 11.10

40) Gederoth,

Een stad in den stam van Juda; Joz. 15:41.

Jos 15.41

41) Socho

Zie boven, 2 Kron. 11:6,7.

2Ch 11.6,7

42) onderhorige plaatsen,

Hebreeuws, dochteren; dat is, plaatsen daaronder sorterende. Zie Num. 21:25.

Nu 21.25

43) Timna

Een stad, gelegen in Juda; Joz. 15:10.

Jos 15.10

Amos 9:12

48) zij erfelijk bezitten

Het geestelijk Isra‰l, mijne kerk, waarvan Christus het hoofd is.

49) overblijfsel van Edom,

Dat is, alle uitverkorenen uit de heidenen, zelfs uit de allervijandelijkste, afgebeeld door Edom, die door de predikatie van het Evangelie en werking van den Heiligen Geest zullen gebracht worden onder de gehoorzaamheid van Christus en tot de gemeenschap zijner kerk. Zie Jes. 19:25.

Isa 19.25

50) naar Mijn Naam genoemd worden,

Hebr. over welken mijn naam is, of wordt uitgeroepen, of genoemd. Zie deze manier van spreken, Jes. 4:1, en Jer. 7:10, met de aantekening. De zin is: Welke heidenen Ik tot mijn volk en kinderen zal aannemen, en tot mijn gemeenschap beroepen, waarvan zij blijde belijdenis zullen doen; verg. Jes. 44:5; Hos. 1:10, en Hos. 2:22; Hand. 2:39; Rom. 9:25, enz.

Isa 4.1 Jer 7.10 Isa 44.5 Ho 1.10 2.23 Ac 2.39 Ro 9.25

Zephaniah 2:7

21) de landstreek

Dit kan wel enigermate aldus verstaan worden, dat de Joden wederkerende uit de Babylonische gevangenschap, het land der Filistijnen, hetwelk zij ledig en woest zullen vinden, innemen en bezitten zullen; maar voornamelijk is het geestelijkerwijze te verstaan, alzo namelijk dat de Filistijnen en andere nati‰n der heidenen zich ten tijde van Christus het volk Gods zouden onderwerpen, en der gemeente van Christus zouden ingelijfd worden. Zie Jes. 11:14.

Isa 11.14

22) dat zij daarin weiden;

Dat is, zij zullen aldaar hunne weide en woning hebben, gelijk de schapen des nachts hunne rust in hunne stallen hebben. Anderen verstaan het aldus, dat de Joden Christus aangenomen hebbende, de Filistijnen en anderen het Evangelie zullen prediken, want dat heet ook weiden, gelijk te zien is Joh. 10, en Joh. 21:15,16,17, en dit is inderdaad alzo geschied, als Gaza, Azotes en de omliggende plaatsen, door de predikatie der apostelen tot Christus zijn bekeerd geworden; Hand. 8:26,40, en Hand. 9:32,35,36. Verg. Obad. 1:18,19,20.

Joh 21.15,16,17 Ac 8.26,40 9.32,35,36 Ob 1.18,19,20

23) des avonds

De zin is: Daar zal alsdan zulk een rust en vrede tussen hen wezen, dat zelfs des avonds en bij nacht, wanneer gemeenlijk de een voor de ander bevreesd is, elk gerustelijk zal wonen en omgaan.

24) als de HEERE,

Of, want de Heere hun God zal hen bezoeken, en, enz.

25) bezocht,

Te weten, met genade, gelijk Ps. 8:5. Eerst hen uit de Babylonische gevangenschap verlossende, daarna uit de gevangenschap van den satan, als Christus, geleden hebbende en uit de doden opstaande, ten hemel zal gevaren zijn en de menigte der gevangenen gevangen zal genomen hebben; Ef. 4:8.

Ps 8.4 Eph 4.8

Zephaniah 2:9

28) [zo waarachtig als] Ik leef,

Hebr. Ik leef.

29) Moab zal zekerlijk zijn

De Moabieten en hun land. Zie Jer. 48:1, enz.

Jer 48.1

30) als Sodom,

Te weten, enigermate en een tijdlang zal hun land woest liggen; maar Hij wil niet zeggen dat het alzo zal vernield worden, noch dat het in der eeuwigheid zo woest zou blijven, gelijk Sodom.

31) een zoutgroeve,

Woest en ellendig waar niets wassen zal. Zie Richt. 9:45; Ps. 107:34; Plin lib 31, Nat. Hist. cap. 7.

Jud 9.45 Ps 107.34

32) tot in eeuwigheid!

Dat is, een lange tijd. Want deze landen zijn niet altoos dus desolaat gebleven.

33) zullen ze beroven,

De zin is: Enige Ammonieten en uit Moabieten Christelijken godsdienst bekeren, en zij zullen in den schoot der gemeente ontvangen en aangenoemen worden. Verg. Zef. 2:7, en zie de aantekening bij Jes. 11:14.

Zep 2.7 Isa 11.14

34) zal ze erfelijk bezitten.

Of, zullen ze erven.

Copyright information for DutKant