Deuteronomy 11:14-15

16) Zo zal Ik den regen

Hier voert Mozes God zelven in, aldus sprekende.

17) lands geven te Zijner tijd,

Dat is, uw land vereisen zal.

18) vroegen regen

Dien God gaf, nadat het land bebouwd en bezaaid was, om het zaad uit de aarde te doen opschieten.

19) spaden regen,

Die kort v¢¢r den oogst viel, om de vruchten zwaar en rijp te maken. Zie Jer. 5:24; Hos. 6:3; Jo‰l. 2:23; Jak. 5:7.

Jer 5.24 Ho 6.3 Joe 2.23 Jas 5.7

Job 38:26-28

63) niemand is,

Te weten, om het land door arbeid van werklieden te bevochtigen.

64) het woeste

Dat is, dat zeer woest is, zijnde dor en onvruchtbaar in zichzelven, en daartoe door oorlog en roverij onbewoond en verlaten van de mensen. Vergelijk boven, Job 30:3, en de aantekening.

Job 30.3
65) Heeft de regen

Hij wil zeggen: Neen hij; maar ik alleen breng hem voort. Alzo in het volgende.

Jeremiah 10:13

35) stem

Versta, den donder, gelijk Ps. 29:3, enz., of Gods bevel, gelijk sommigen.

Ps 29.3

36) gedruis

Of, veelheid, menigte.

37) hemel,

Dat is, de lucht.

38) met den regen,

Zie Job 37:11, en Job 38:25; of tot regen, voor den regen.

Job 37.11 38.25

39) schatkameren.

Zie Job 38:22, en Ps. 135:7.

Job 38.22 Ps 135.7

Jeremiah 14:22

53) ijdelheden

Dat is, kunnen de afgoden regen geven? Zie 1 Kon. 16:13, en 2 Kon. 17:15. Hij wil zeggen: Geenszins. Zie Gen. 18:17.

1Ki 16.13 2Ki 17.15 Ge 18.17

54) druppelen

Of, regenschuren.

55) geven?

Te weten van zichzelven?

56) die niet,

Dat is, het is immers ontwijfelbaar waar, dat Gij die zijt, die zulks alleen doet. Zie Gen. 13:9.

Ge 13.9

57) U wachten,

Dat Gij ons den nodigen regen geeft, want Gij zijt onze verwachting [boven Jer. 14:8], gelijk in alle andere noden, alzo ook in deze droogte, waarvan boven in het begin van Jer. 14: gesproken is.

Jer 14.8

58) doet al die dingen.

Of, Gij hebt al die dingen gemaakt; regen en droogte, enz. komen van U.

Copyright information for DutKant