Deuteronomy 16:19

25) aangezicht niet kennen;

Zie boven, Deut. 1:17.

De 1.17

26) woorden der rechtvaardigen.

Versta, de woorden der rechters, dat zij kwade vonnissen uitspreken, of, de woorden dergenen, die een rechtvaardige zaak hebben, die door den omgekochten rechter verkeerd en verdraaid worden. Anders, zaken.

2 Chronicles 19:7

16) neemt waar,

Te weten, uw ambt, ten einde dat gij het behoorlijk uitvoert.

17) aanneming

Hebreeuws, opnemingen des aangezichts. Zie Lev. 19:15, en Deut. 1:17, met de aantekening.

Le 19.15 De 1.17

18) geschenken.

Hebreeuws, geschenk; dat is, enig geschenk of geschenken.

Proverbs 18:5

11) Het is niet goed,

Dat is, het is kwaad. Zie boven Spreuk. 17:26.

Pr 17.26

12) het aangezicht

Zie Lev. 19:15.

Le 19.15

13) den rechtvaardige

Dat is, te maken dat hij, die recht heeft, hetzelve verlieze, onderligge in het gericht en van den rechter veroordeeld worde, alzo Amos 5:12.

Am 5.12

James 2:1

1) het geloof van onzen

Dat is, het christengeloof, waarvan Christus het fundament is; 1 Cor. 3:11.

1Co 3.11

2) [den Heere] der heerlijkheid,

Hiermede wordt aangewezen de waardigheid van het christengeloof, als dat niet alleen ziet op Christus voor ons gekruisigd, 1 Cor. 2:2; maar ook die van eeuwigheid God is, en nu in heerlijkheid zit aan de rechterhand van God in de hoogste plaats. Zie 1 Cor. 2:8; Hebr. 1:3; 1 Petr. 3:22. Anderen voegen dit woord der heerlijkheid bij het woord het geloof; omdat het geloof vooral daarop ziet, dat Christus door Zijn lijden ingegaan is in Zijn heerlijkheid, en alle gelovigen in deze ook zal inbrengen en deze deelachtig maken.

1Co 2.2,8 Heb 1.3 1Pe 3.22

3) met aanneming des persoons.

Dat is, van de uiterlijke gelegenheid des mensen, die tot de zaak niets doet, gelijk rijkdom, macht, enz.; zie hiervan de aantekeningen Hand. 10:34; Rom. 2:11.

Ac 10.34 Ro 2.11
Copyright information for DutKant