Deuteronomy 2:34

40) verbanden alle steden,

Dat is, wij verdelgden en roeiden hen uit ten enenmale. Alzo wordt dit woord ook genomen onder Deut. 3:6, en Deut. 7:2, en elders. Deze verbanning moest geschieden aan allen, die in vijandschap en afgoderij hardnekkig bleven. Vergelijk onder, Deut. 20, en Joz. 6:17,18,21, en Joz. 9:18,19; 1 Kon. 20:42, enz.

De 3.6 7.2 Jos 6.17,18,21 9.18,19 1Ki 20.42

Jeremiah 50:21

53) Tegen het land Merathaim,

Gods bevel aan den koning Cyrus, van zijn optocht tegen Babel. Vergelijk Jes. 45:1, enz.

Isa 45.1

54) Meratha‹m,

Dit vertalen velen: land der rebellie‰n, of rebellen, te weten der Babyloni‰rs, die wederspannig en bitter tegen God en zijn volk geweest waren. Zie Jer. 50:24,29, of de twee rebellen, te weten Assyri‰rs en Babyloni‰rs. Anderen houden het voor een eigennaam van zeker land in Assyri‰, waar een zeker volk, Mardi genoemd, gewoond heeft, en verstaande dat God hier den koning Cyrus last en bevel geeft, dat hij door Meratha‹m en Pekod zal optrekken, en al wat achter deze landen gelegen was verwoesten.

Jer 50.24,29

55) Pekod;

Zie Ezech. 23:23, waar aan dit landschap ook gedacht wordt.

Eze 23.23

56) verban achter hen,

Zie Deut. 2:34, alzo onder Jer. 50:26.

De 2.34 Jer 50.26
Copyright information for DutKant