Deuteronomy 21:14
14) begeerte; Hebreeuws, ziel. 15) geenszins Hebreeuws, verkopende niet verkopen. 16) geen gewin drijven, Vergelijk onder, Deut. 24:7. De 24.7 17) vernederd hebt. Of, geschonden, beslapen hebt.1 Kings 19:3
5) levens wil, Hebreeuws, ziel. Anders, naar zijn ziel dat is, naar zijn goeddunken. 6) Ber-seba, Zie van deze stad, Gen. 21:31. Ge 21.31 7) dat in Juda is, Hebreeuws, die des Juda is; dat is, die onder den stam van Juda gelegen is, eigenlijk tot Simeon behorende.2 Kings 9:15
28) te Jizreel Zie hiervan boven, 2 Kon. 8:29. 2Ki 8.29 29) wil is, Hebreeuws, ziel. Zie Gen. 23:8. Dat is, zo gij het goedvindt, zo het u behaagt. Ge 23.8 30) Jizreel Waar de koning Joram was. 31) gaan verkondigen. Te weten, dat ik koning geworden ben.Psalms 27:12
25) begeerte Hebr. ziel; welk woord somtijds genomen wordt voor willen, begeerten, lust, voornemen. Zie Gen. 23:8; idem Ps. 41:3, en Ps. 78:18; Pred. 6:7,9; Jer. 15:1; Ezech. 16:27. Ge 23.8 Ps 41.2 78.18 Ec 6.7,9 Jer 15.1 Eze 16.27 26) zijn Waarvan Dog een was; 1 Sam. 22:9,10. Zie ook Ps. 35:11. 1Sa 22.9,10 Ps 35.11 27) uitblaast. Versta, een ieder van hen, of een die de voornaamste is. Uitblaast; dat is, die niet snorkt dan van enkel geweld. Verg. deze manier van spreken met Hand. 9:1, en Ps. 10:5. Ac 9.1 Ps 10.5Psalms 41:2
Psalms 105:22
Copyright information for
DutKant