Deuteronomy 21:23

28) zekerlijk ten zelven dage begraven;

Hebreeuws, begravende begraven.

29) een vloek.

Hebreeuws, een vloek Gods, gelijk boven, Deut. 17;1, een gruwel des HEEREN. Dit ziet wel in het algemeen op de misdaden, die gruwelijk zijn in des HEEREN ogen, maar in het bijzonder op het voornemen Gods aangaande onzen Zaligmaker Jezus Christus, die voor ons, die vanwege de zonde onder den vloek waren, den vloek zou dragen, en tot teken en verzekering daarvan aan het hout gehangen worden. Zie Gal. 3:13; 1 Petr. 2:24.

Ga 3.13 1Pe 2.24
Copyright information for DutKant