Deuteronomy 25:1

1) en zij tot het gericht

Wanneer zij elkander niet behoorlijk kunnen verdragen. Anders, zo zullen zij, enz.

2) zij hen richten,

Te weten, de rechters.

3) zij

De rechters.

4) den rechtvaardige rechtvaardig spreken,

Dat is hier, dengene, die onschuldig is, of een rechtvaardige zaak heeft, voor zodanig verklaren, en den schuldige, of, die onrecht heeft, voor zodanig verklaren en veroordelen. Zie wijders Gen. 44:16; Num. 35:31.

Ge 44.16 Nu 35.31

Job 10:2

4) Verdoem mij niet;

Dit woord betekent iemand onrechtvaardig en strafbaar verklaren. Zie Deut. 25:1; alzo 1 Kon. 8:32; Ps. 94:21; Spreuk. 17:15; Rom. 8:34.

De 25.1 1Ki 8.32 Ps 94.21 Pr 17.15 Ro 8.34

5) waarover

Dat is, welke de reden is van den twist. Want ik heb U gevreesd en gediend met een goede conscientie, en evenwel hebt Gij mij al deze ellende laten overkomen.

Copyright information for DutKant