Deuteronomy 25:4
13) Een os zult gij niet muilbanden, Zodat hij onder den arbeid zijn voeder niet zou kunnen nemen. 14) dorst. Het koren met voeten tredende, of [gelijk de Hebren zeggen] den dorswagen [die van onderen vol stompe houten, takken of kerven was] daarover omtrekkende, om het koren van het stro te scheiden en het stro tot kaf voor de beesten te maken; waarop God wijders in deze wet gezien heeft, zie 1 Cor. 9:9,10, enz. 1Co 9.9,10
Copyright information for
DutKant