Deuteronomy 28:10

12) dat de Naam des HEEREN

Of, dat de naam des HEEREN over u uitgeroepen is, of, dat gij naar den naam des Heeren genoemd zijt. Vergelijk Gen. 48:6,16.

Ge 48.6,16

1 Kings 14:21

43) oud,

Hebreeuws, een zoon van een en veertig jaar.

44) om Zijn Naam

Zie boven, 1 Kon. 8:29.

1Ki 8.29

45) en de naam zijner moeder

Alzo onder, 1 Kon. 14:31.

1Ki 14.31

46) Ammonietische.

Onder andere heidense vrouwen, die Salomo van den Heere afleidden, worden ook genaamd de Ammonietische, boven, 1 Kon. 11:1,2, enz., van welke deze zonder twijfel wel een der voornaamste geweest is, die niet alleen haar man, maar ook haar zoon Rehabeam tot de afgoderij vervoerd heeft, nadat hij drie jaren den Heere gediend had, 2 Kron. 11:17.

1Ki 11.1,2 2Ch 11.17

Amos 9:12

48) zij erfelijk bezitten

Het geestelijk Isra‰l, mijne kerk, waarvan Christus het hoofd is.

49) overblijfsel van Edom,

Dat is, alle uitverkorenen uit de heidenen, zelfs uit de allervijandelijkste, afgebeeld door Edom, die door de predikatie van het Evangelie en werking van den Heiligen Geest zullen gebracht worden onder de gehoorzaamheid van Christus en tot de gemeenschap zijner kerk. Zie Jes. 19:25.

Isa 19.25

50) naar Mijn Naam genoemd worden,

Hebr. over welken mijn naam is, of wordt uitgeroepen, of genoemd. Zie deze manier van spreken, Jes. 4:1, en Jer. 7:10, met de aantekening. De zin is: Welke heidenen Ik tot mijn volk en kinderen zal aannemen, en tot mijn gemeenschap beroepen, waarvan zij blijde belijdenis zullen doen; verg. Jes. 44:5; Hos. 1:10, en Hos. 2:22; Hand. 2:39; Rom. 9:25, enz.

Isa 4.1 Jer 7.10 Isa 44.5 Ho 1.10 2.23 Ac 2.39 Ro 9.25
Copyright information for DutKant