Deuteronomy 29:29

35) De verborgene dingen

Mozes, van veel grote, ook toekomende dingen gesproken hebbende en nog zullende spreken, bedwingt in Deut. 29:29 de curieusheid en nieuwsgierigheid van wijders te onderzoeken hetgeen in Gods raad verborgen is, en beveelt het volk te blijven binnen de palen van zijn geopenbaard woord, om dat te onderzoeken, te geloven en daarnaar te leven.

De 29.29

Deuteronomy 30:11

12) verborgen,

Anders, te hoog, te wonderlijk. Zie Gen. 18:14; Deut. 17:8; Spreuk. 30:18; Jer. 32:17. Vergelijk Rom. 10:6,7,8, waar de apostel dezen tekst past op de leer en genade des Evangelies, zonder dewelke men de geboden des Heeren niet recht verstaan, veel weiniger naar dezelve Gode behagelijk leven kan. Vergelijk boven, Deut. 29:4, met de aantekeningen aldaar.

Ge 18.14 De 17.8 Pr 30.18 Jer 32.17 Ro 10.6,7,8 De 29.4

Psalms 19:7

12) niets

Of, niemand. Versta, waar de zon schijnt.

Psalms 119:105

110) lamp

Of, lantaarn, kaarsen, Spreuk. 6:23.

Pr 6.23

111) voet

Dat is, voeten.

Proverbs 6:23

41) het gebod

Te weten, dat uit Gods Woord en wet genomen is.

42) lamp,

Vergelijk Ps. 119:105.

Ps 119.105

43) tucht

Dat is, die geschiedt door de tucht, of door de onderwijzing, die voorgaan moet, zou men tot de wijsheid geraken. Zie van dit woord boven Spreuk. 1:2.

Pr 1.2

44) weg des levens;

Dat is, die tot het leven leidt; alzo de weg des doods; die tot den dood leidt. Zie Jer. 21:8. Vergelijk boven Spreuk. 2:8.

Jer 21.8 Pr 2.8

2 Corinthians 4:3

2 Peter 1:19

65) het profetische woord,

Namelijk dat in de schriften der profeten staat beschreven, hetwelk van de kracht en de komst van Christus overvloedig getuigt. Zie Luk. 1:70; Joh. 5:39; Hand. 10:43; Rom. 1:2; 1 Petr. 1:10.

Lu 1.70 Joh 5.39 Ac 10.43 Ro 1.2 1Pe 1.10

66) dat zeer vast is,

Grieks dat vaster is; hetwelk verstaan kan worden zo het luidt: in vergelijking van deze getuigenis van Petrus, ten aanzien van de Joden; gelijk Hand. 17:11, of naar een Hebreeuwse wijze van spreken, allervast, of zeer vast; namelijk om daarop, als op een zeer vasten grond, ons geloof te bouwen, Ef. 2:20, welke verklaring de eenvoudigste is.

Ac 17.11 Eph 2.20

67) daarop acht hebt,

Of u daaraan houdt.

68) een licht, schijnende

Of een lantaarn, kaars, gelijk de Schrift ook elders zo wordt genoemd, Spreuk. 6:23; Ps. 19:9, en Ps. 119:105, omdat het het middel is, waardoor wij verlicht worden met de kennis der zaligheid.

Pr 6.23 Ps 19.8 119.105

69) in een duistere plaats,

Dat is, in de harten der mensen, die van nature verduisterd, ja de duisternis zelf zijn, in zaken die de zaligheid aangaan, Joh. 1:5; 1 Cor. 2:14; Ef. 4:17,18, waarvan de overblijfselen in de wedergeborenen nog zijn, zolang zij hier op aarde nog leven; 1 Cor. 13:9, enz.

Joh 1.5 1Co 2.14 Eph 4.17,18 1Co 13.9

70) de dag aanlichte,

Grieks de dag doorschijne; dat is doorbreke; door welken dag verstaan wordt de tijd der volmaakte kennis in het toekomende leven.

71) morgenster

Dat is, Christus, die in ons zal opgaan in Zijn volmaaktheid in het toekomende leven, gelijk God het licht, en het Lam de kaars en morgenster van het hemelse Jeruzalem wordt genoemd, ten opzichte van de volle kennis, die wij dan door Hem zullen ontvangen; Openb. 21:23, en Openb. 22:5,16.

Re 21.23 22.5,16

72) opga in uw harten.

Dat is, dat gij daardoor volkomen moogt verlicht worden.

Copyright information for DutKant