Deuteronomy 32:14

27) in Bazan weiden,

Hebreeuws, kinderen van Basan. Zie Num. 32:33,34, en elders dikwijls, waar Basan [gelegen aan de oostzijde van de Jordaan] verklaard wordt geweest te zijn een zeer vette landouw.

Nu 32.33,34

28) nieren van tarwe;

Dat is, met zonderling dikke en gezwollen tarwekorreltjes, die ten aanzien van hun gedaante, gelegenheid in het vette en zwelling met de nieren vergeleken worden.

29) reinen wijn,

Of, rode wijnen.

Ezekiel 39:18

35) der rammen,

Dat is, uitgelezenste van allerlei staat of rang, die tegen Gods volk gestreden hebben; vergelijk Jes. 34:6.

Isa 34.6

36) gemesten van Basan zijn.

Of, vetaards; dat is, gelijk vette gemeste beesten van Basan. Vergelijk Ps. 22:13, met de aantekening.

Ps 22.12

Hosea 4:16

46) onbandig, als een onbandige koe;

Of, wederstrevig, gaande in het wild, niet willende geleid zijn op de rechte wegen en blijvende in goede weide, maar onbedwongen, ongebonden, zonder juk, perk, of bestuur, door dik en dun [gelijk men zegt] heenlopen, waarom hun de Heere zal doen als volgt.

47) nu zal

Dat is, in korten tijd, al haast. Zie onder Hos. 10:3.

Ho 10.3

48) hen de HEERE weiden,

De Isra‰lieten.

49) lam in de ruimte.

Gelijk een jong en dom lam, dat in de ruimte gaat, lichtelijk verbijstert, hier en daar in valt, of den wilden dieren in den mond loopt; alzo zal Ik dit volk, dat zo gaarne ongebonden en in het ruime heenloopt, in de ruimte voeren; dat is uit hun land en weide wegvoeren, en in al de vier winden verstrooien onder de heidenen. Sommigen nemen het alzo, dat God Isra‰l eerst wilde als een lam vet weiden; dat is weelderig en rijk maken, en dan als uit de weide halen, om gevoerd te worden ter slachting.

Amos 4:1

1) koeien van Basan!

Verg. Ps. 22:13, met de aantekening, idem Jes. 28:1; Hos. 4:16, en versta hier, de goddeloze en trotse regeerders en richters, die zich mestten van de geschenken der rijken, die de armen voor het gericht betrokken en onderdrukken. Zij worden genoemd koeien van Basan, omdat er vette weiden en koeien in Basan waren.

Ps 22.12 Isa 28.1 Ho 4.16

2) hunlieder heren zegt:

Der armen rijke schuldheren, of crediteuren, die de behoeftige lieden, als slaven, in hunne macht hadden.

3) Brengt aan,

Brengt ons maar geld of geschenken, opdat wij daarvan mogen zuipen en zwelgen, en maakt gij het dan met de armen zoals gij wilt. Verg. Hos. 4:18.

Ho 4.18
Copyright information for DutKant