Deuteronomy 32:14

27) in Bazan weiden,

Hebreeuws, kinderen van Basan. Zie Num. 32:33,34, en elders dikwijls, waar Basan [gelegen aan de oostzijde van de Jordaan] verklaard wordt geweest te zijn een zeer vette landouw.

Nu 32.33,34

28) nieren van tarwe;

Dat is, met zonderling dikke en gezwollen tarwekorreltjes, die ten aanzien van hun gedaante, gelegenheid in het vette en zwelling met de nieren vergeleken worden.

29) reinen wijn,

Of, rode wijnen.

Psalms 22:12

Jeremiah 50:19

49) weder tot zijn woning brengen,

Dit kan men enigszins duiden op het lichamelijke, maar ziet voornamelijk op de geestelijke verzameling tot Gods kerk door den Messias, gelijk boven dikwijls.

50) Karmel

Beide in zeer vette en vruchtbare landouwen gelegen, en daarvan vermaard. Van Basan, zie Deut. 32:14, en Ps. 22:13. Van Karmel, zie 1 Kon. 18:19, en een ander Karmel, 1 Sam. 25:2, enz., alwaar Nabal zijne schapen had, zelfs wordt het woord Karmel ook in het algemeen gebruikt tot betekenis van een vruchtbare landouw. Zie boven Jer. 2:7.

De 32.14 Ps 22.12 1Ki 18.19 1Sa 25.2 Jer 2.7

50) Basan;

Beide in zeer vette en vruchtbare landouwen gelegen, en daarvan vermaard. Van Basan, zie Deut. 32:14, en Ps. 22:13. Van Karmel, zie 1 Kon. 18:19, en een ander Karmel, 1 Sam. 25:2, enz., alwaar Nabal zijne schapen had, zelfs wordt het woord Karmel ook in het algemeen gebruikt tot betekenis van een vruchtbare landouw. Zie boven Jer. 2:7.

De 32.14 Ps 22.12 1Ki 18.19 1Sa 25.2 Jer 2.7

Micah 7:14

71) Gij [dan,]

Hier spreekt de kerk [verheugd zijnde in den geest] den Messias, den oppersten Herder der kerk, Jezus Christus, aan alsof zij Hem zag staan weiden en zijn herdersambt verrichten; verg. Micha 5:3; dit dient tot verklaring en vervolg van Micha 7:11,12.

Mic 5.4 7.11,12

72) volk

Dat is, kerk, verstrooid op aarde en gehaat van de kinderen dezer wereld.

73) staf,

Dat is, Woord en Geest. Verg. Ps. 23:4.

Ps 23.4

74) kudde

De schaapskudde, waarbij de gelovigen hier en elders dikwijls worden vergeleken.

75) erfenis,

Zie Deut. 32:9, met de aantekening.

De 32.9

76) alleen woont,

Als een afgezonderd volk Gods, niet vermengd met de wereld, ketterijen en secten, [waarom zij ook dikwijls vervolgd en in eenzaamheid verdreven wordt] levende nochtans in zekerheid en vertrouwen tegen alle vijanden en de poorten der hel, onder bescherming van haren Herder; zie Num. 23:9; Deut. 33:28; Joh. 15:19; 1 Petr. 2:9; 1 Joh. 5:19, en verg. de manier van spreken met Jer. 49:31.

Nu 23.9 De 33.28 Joh 15.19 1Pe 2.9 1Jo 5.19 Jer 49.31

77) vruchtbaar land;

Hebr. Karmel. Zie Jer. 2:7, met de aantekening.

Jer 2.7

78) Basan en Gilead,

Overvloeiende van schone weiden. Zie Deut. 32:14; Ps. 22:13; Jer. 50:19, en van Gilead, Gen. 31:21; Jer. 22:6, met de aantekening.

De 32.14 Ps 22.12 Jer 50.19 Ge 31.21 Jer 22.6
Copyright information for DutKant